Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1697/GA, 20 oktober 2005, beroep
Uitspraakdatum:20-10-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1697/GA

betreft: [klager] datum: 20 oktober 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het huis van bewaring Haaglanden te Den Haag,

gericht tegen een uitspraak van 7 juli 2005 van de beklagcommissie bij voormeld huis van bewaring, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 september 2005, gehouden in de penitenitiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij het huis van bewaring Haaglanden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, wegens het opzettelijk melkpoeder gericht in de ogen van een werkmeester blazen;
b. een disciplinaire straf van uitsluiting van deelname aan een of meer bepaalde activiteiten, te weten arbeid, voor de duur van veertien dagen.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op 2 juni 2005 heeft klager melkpoeder in de ogen van een werkmeester geblazen, waardoor de werkmeester verblind werd. Klager heeft al eerder
melkpoeder in het gezicht van de werkmeester geblazen. De werkmeester heeft klager gewaarschuwd dat bij een herhaling rapport zou worden aangezegd. Ondanks deze waarschuwing heeft klager op een later moment dus toch melkpoeder in het gezicht van de
werkmeester geblazen.
Klager heeft een disciplinaire straf gekregen voor het uitvoeren van een handeling die als zeer bedreigend ervaren werd en volgens de medische dienst had kunnen leiden tot oogschade bij de betreffende werkmeester. De werkmeester was door dit incident
behoorlijk ontdaan. De werkmeester ontkent het door klager beschreven amicale gedrag tussen klager en de werkmeester. Ook een collega van de werkmeester heeft dit ontkend. Indien sprake zou zijn geweest van bedoeld amicaal gedrag, dan had de directeur
hiermee rekening gehouden in de strafmaat. Gezien de bedreigende situatie en het feit dat klager eerder is gewaarschuwd, heeft de beklagcommissie het beklag ten onrechte gegrond verklaard.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft geen waarschuwing ontvangen. De werkmeester maakte een grapje, waarop klager op zijn beurt reageerde met een grap. Andere gedetineerden en
collega’s van de werkmeester kunnen beamen dat op de werkzaal wel degelijk over en weer grapen worden gemaakt. In het begin is er met water gegooid. Wat betreft het incident heeft klager toegegeven dat hij hierbij te ver is gegaan. Klager heeft later
met de betreffende werkmeester gesproken. De werkmeester was boos dat er rapport was opgemaakt voor iets wat hij zelf was begonnen.

3. De beoordeling
Aannemelijk is geworden dat klager op 2 juni 2005 tijdens de arbeid gericht in de ogen van de werkmeester melkpoeder heeft geblazen, waardoor de werkmeester verblind werd. De directeur heeft klager hiervoor twee disciplinaire straffen opgelegd,
namelijk
opsluiting in een strafcel voor de duur van zeven dagen en uitsluiting van deelname aan de arbeid voor de duur van veertien dagen (artikel 51, eerste lid, onder a en c Pbw). De beklagcommissie heeft het door klager ingediende beklag gegrond verklaard
op
de grond dat de hoogte van de opgelegde straffen onredelijk of onbillijk is.
Op grond van artikel 51, derde lid, Pbw kan de directeur voor feiten als bedoeld in artikel 50, eerste lid, meer dan één straf opleggen, met dien verstande dat de in het eerste lid onder a en c genoemde straffen slechts kunnen worden opgelegd voor
zover
zij tezamen niet langer duren dan twee weken. De door de directeur opgelegde straffen duren tezamen drie weken en zijn derhalve in zoverre in strijd met de wet. Met inachtneming van het voorgaande komt de beroepscommissie tot de slotsom dat de
beslissing van de beklagcommissie in stand kan blijven. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan niet tot een andere beslissing van de beklagcommissie leiden. Het beroep van de directeur zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, A.J. Dost en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris,
op 20 oktober 2005

secretaris voorzitter

Naar boven