nummer: 05/1878/GA
betreft: [klager] datum: 20 oktober 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 17 juli 2005 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) Rotterdam.
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 27 september 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.C. Vingerling en namens de directie, [...], waarnemend directeur en de heer [...],
afdelingshoofd van het h.v.b. Rotterdam.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het tijdstip van de celinspectie op 20 mei 2005;
b. het in de week van 22 mei 2005 ontvangen van minder dan het wettelijk minimum aantal uren recreatie per week.
De beklagcommissie heeft het beklag op beide onderdelen ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Ten aanzien van de celinspectie houdt het oordeel van de beklagcommissie in dat op elk gewenst moment een celinspectie kan plaatsvinden. Er
moet echter een grens worden getrokken en die is door de Verenigde Naties in een resolutie neergelegd bij 21.00 uur. Na dit tijdstip mag de nachtrust van de gedetineerde niet gestoord worden. Genoemde resolutie is tijdens een uitzending van het
televisieprogramma Netwerk ter sprake gekomen. De raadsman geeft te kennen dat hem nadere gegevens inzake deze resolutie niet bekend zijn.
Op 20 mei 2005 lag klager te slapen totdat hij om 23.00 uur werd gewekt voor een celinspectie. Na 20 minuten mocht klager de cel weer betreden. Hij kon echter niet direct gaan slapen omdat de cel overhoop was gehaald. Rond 0.30 uur werd voor een
telling
het licht in de cel aangedaan en werd aan de deur getrokken. Pas rond 1.00 uur kon klager de slaap hervatten. Klager vindt het ernstig dat midden in de nacht zijn cel werd doorzocht. De directeur moet zorgdragen voor een ongestoorde nachtrust van een
gedetineerde. In bepaalde levensbedreigende situaties kan klager zich voorstellen dat gedetineerden worden gewekt. In dit geval was hiervan echter geen sprake. De door de directeur gemaakte afweging is niet juist geweest. De beslissing voldoet niet aan
de eis van proportionaliteit. Er is verder nog steeds niet aangetoond waarom op dat tijdstip een inspectie noodzakelijk was en waarom niet kon worden gewacht tot de volgende ochtend.
Ten aanzien van de recreatie is door een omkering van het dagprogramma op 22 mei 2005 in die week niet het wettelijk minimum van zes uren recreatie gerealiseerd. Volgens het reguliere programma is er ’s-ochtends van 11.00 uur tot 12.00 uur luchten en
’s-middags van 13.00 tot 15.00 uur recreatie. Na de omkering van het dagprogramma werd ’s-ochtends van 10.45 tot 12.00 uur recreatie/luchten aangeboden en ’s-middags van 13.00 tot 14.00 uur luchten. De directeur merkt de tijd om te luchten ten onrechte
aan als recreatie. De gedetineerden krijgen echter geen faciliteiten op de luchtplaats. Ook al zou deze anderhalf uur als recreatie kunnen worden aangemerkt, dan nog is er in die week 45 minuten te weinig aan recreatie aangeboden.
De beklagcommissie is er ten onrechte van uitgegaan dat voldaan zou zijn aan het wettelijk minimum, terwijl het logboek van die week eenvoudig had kunnen worden opgevraagd. Aangezien zondag de laatste dag in de week is, kan het uitvallen van recreatie
in die week niet meer worden gecompenseerd. Het gebeurt stelselmatig dat recreatie uitvalt. Als voorbeeld wordt namens klager een memo overgelegd van 14 juli 2005 van de afdelingshoofden en kopieën van klaagschriften van 28 augustus en 25 september
2005.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op 20 mei 2005 is besloten tot celinspectie aangezien uit informatie was gebleken dat er telefoons op cel aanwezig zouden zijn. Om logistieke
redenen zijn de twee afdelingen die dag onderzocht. Het door klager opgegeven tijdstip van de inspectie klopt. De celinspectie op één afdeling kon tijdens de dagdienst worden afgerond. Op dat moment stoppen met de celinspectie en dan de volgende dag
verder gaan met de inspectie van de tweede afdeling zou de inrichting voor een logistiek probleem hebben geplaatst aangezien voor zo’n celinspectie personeel beschikbaar moet zijn. Bovendien zou het uitstellen van de celinspectie tot de volgende dag
ertoe hebben geleid dat het dagprogramma van die dag had moeten worden omgegooid.
Wat betreft de wijziging van het dagprogramma op 22 mei 2005 merkt de directeur op dat het omdraaien van het dagprogramma niet structureel gebeurt. Op 22 mei 2005 moesten onderhoudswerkzaamheden op de luchtplaats verricht worden. Ter zitting kan de
directeur niet bevestigen of het gewijzigde dagprogramma op 22 mei 2005 voor klager er uitzag zoals op de door hem aangegeven tijdstippen.
3. De beoordeling
a.
Op 20 mei 2005 zijn alle cellen in de inrichting geïnspecteerd. De inspectie van de cel van klager vond plaats om 23.00 uur. De inspecties waren in ieder geval afgerond voor 24.00 uur. Klager is in verband met de telling van aanwezige gedetineerden nog
kort gestoord door geluid aan de deur en verlichting van zijn cel rond 0.30 uur.
Een wettelijke regeling houdende een verbod van celinspecties tijdens de nachtelijke uren of een daartoe strekkende resolutie is de beroepscommissie niet bekend. Het ligt echter zonder meer voor de hand dat niet alleen met de celinspectie zelf
terughoudend dient te worden omgegaan, maar dat tevens bij de bepaling van het tijdstip van de inspectie rekening wordt gehouden met belangen van gedetineerden. Dat er grond was tot celinspectie is niet betwist. Slechts aan de orde is de vraag of bij
de
bepaling van het tijdstip van de inspecties voldoende rekening is gehouden met de belangen van gedetineerden.
Voorop staat dat de inspectie zelf niet in de nacht, maar in de avonduren heeft plaatsgevonden. Daarvoor is gekozen omdat de inspecties in een afdeling was afgerond en voortzetting van de inspecties gedurende de avonduren voor de hand lag gelet op de
beschikbaarheid van personeel, de belangen van veiligheid in de inrichting en een gewoon verloop van het dagprogramma van de volgende dag. Dat zijn afdoende redenen om de inspectie in de avond te laten plaatsvinden. De enkele omstandigheid dat klager
vervolgens bij de telling nog kort is gestoord, maakt dit niet anders.
Gelet hierop is de beslissing van de directeur dan ook niet in strijd met een in de inrichting geldend wettelijk voorschrift en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin onredelijk of onbillijk. Het beroep dient in zoverre ongegrond
te worden verklaard.
b.
Op zondag 22 mei 2005 is het dagprogramma van de B-vleugel omgedraaid. Uit de stukken en de door klager en de directeur tijdens de zitting gegeven toelichting is aannemelijk geworden dat hierdoor een verkorting in de recreatietijd heeft plaatsgevonden
van tenminste drie kwartier. De stelling van klager dat door het omdraaien van het dagprogramma het aantal uren recreatie in de betreffende week uitkomt op beneden het in artikel 49, tweede lid, Pbw genoemde wettelijk minimum van zes uren, wordt door
de
directeur niet bestreden en blijkt overigens ook uit het door de directeur verstrekte overzicht van het dagprogramma van de B-vleugel Links. Gelet op het vorenstaande is de beslissing van de directeur in strijd met een in de inrichting geldend
wettelijk
voorschrift. Het beroep dient derhalve gegrond te worden verklaard. Er zijn geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, A.J. Dost en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris,
op 20 oktober 2005
secretaris voorzitter