Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1824/GB, 17 oktober 2005, beroep
Uitspraakdatum:17-10-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 05/1824/GB

Betreft: [klager] datum: 17 oktober 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 juni 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is op 27 september 2005 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem (ter herselectie) te plaatsen in het huis van bewaring (h.v.b.) Zwaag te Hoorn ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 15 december 2004 gedetineerd. Hij verbleef in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Westlinge te Heerhugowaard. Op 10 juni 2005 is hij geplaatst in het h.v.b. Zwaag, waarna hij op 5 augustus 2005 is geplaatst in de gevangenis
Zuyderbos te Heerhugowaard.

3. De standpunten
3.1 Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager heeft zich op 25 mei 2005 zelfstandig moeten melden in de b.b.i. Westlinge waarna hij op 10 juni 2005 om een voor hem onbegrijpelijke reden is overgeplaatst naar het h.v.b. Zwaag. De selectiefunctionaris gaf aan dat er nog onderzoek tegen klager
zou lopen. Klager vraagt zich af waarom dat niet eerder bekend is geweest. De selectiefunctionaris geeft in zijn reactie op het bezwaarschrift aan dat er sprake zou zijn van aan klager opgelegde lijfsdwang. Klager is inmiddels echter al bezig met het
aflossen van de schadevergoedingsmaatregel. Daardoor is er, indien klager tenminste in de gelegenheid wordt gesteld door te gaan met zijn normale detentiefasering, geen sprake van lijfsdwang meer. Tegenover het lid van de Raad heeft klager nog
aangevoerd dat hij niet van plan is te vluchten. Het bericht dat klager zijn zoon vanuit Tunesië naar een ander land wil overbrengen, is kennelijk het gevolg van een verkeerde vertaling van een telefoongesprek. Klager heeft in Tunesië rechten en
plichten. Zijn zoon verblijft daar bij klagers moeder en de moeder van het kind kan haar zoon daar opzoeken.

3.2 De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op grond van zijn gedrag gedurende detentie geselecteerd voor detentiefasering en plaatsing in de b.b.i. Westlinge. Omdat er geen executie-indicator was afgegeven, is aan het openbaar ministerie daarover geen advies gevraagd. Tijdens klagers
verblijf in Westlinge kwam de inrichting in het bezit van stukken, waaruit bleek van ernstige bezwaren voor eventueel verlof van klager. Hij is veroordeeld voor internationale kinderontvoering. Na ommekomst van zijn detentie zal hem onmiddellijk
lijfsdwang worden opgelegd teneinde de afgifte van de ontvoerde zoon te bewerkstelligen. Omdat de vrees bestaat dat klager zich bij een eerste verlofmogelijkheid aan zijn detentie zal onttrekken, waardoor ook de lijfsdwang niet ten uitvoer zal kunnen
worden gelegd, is klager ter herselectie geplaatst in het h.v.b. Zwaag. Klager is inmiddels geselecteerd voor een gevangenis met een standaard beveiligingsregiem. Hetgeen klager vermeldt over de schadevergoedingsmaatregel, staat los van de aan hem
opgelegde lijfsdwang.

4. De beoordeling
4.1 Hoewel klager inmiddels is overgeplaatst naar de gevangenis Zuyderbos, behoeft dit in dit geval niet te leiden tot een niet-ontvankelijkverklaring van het beroep, nu de reden voor de plaatsing alleen in het kader van dit beroep beoordeeld kan
worden.

4.2 Klager, die als passant ter herselectie in het h.v.b. is geplaatst, behoort, gelet op artikel 9, tweede lid, Pbw, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.3 De moeder van klagers zoon is verlof verleend om aan klager na ommekomst van zijn detentie lijfsdwang op te leggen. Blijkens een schrijven van het arrondissementsparket Dordrecht d.d. 10 juni 2005, heeft het openbaar ministerie grote bezwaren
tegen verlening van verlof aan klager. Uit afgeluisterde telefoongesprekken zou zijn gebleken dat klager voornemens is zo spoedig mogelijk naar Tunesië te reizen teneinde het door hem naar Tunesië overgebrachte kind – zijn zoon – aan het gezag van de
moeder onttrokken te houden. Verzocht wordt door het openbaar ministerie om klager over te plaatsen naar een gesloten inrichting. Na afloop van de detentie overweegt het openbaar ministerie om klager onmiddellijk aan te houden voor het onttrokken
houden
van het gezag over de minderjarige aan de moeder. Gelet op voormelde omstandigheden kon de selectiefunctionaris in redelijkheid aannemen dat er bij klager sprake is van daadwerkelijk vluchtgevaar. Dit vormt een contra-indicatie voor plaatsing in een
b.b.i. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris moet, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk worden geacht.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 17 oktober 2005

secretaris voorzitter

Naar boven