Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1911/GB, 13 oktober 2005, beroep
Uitspraakdatum:13-10-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 05/1911/GB

Betreft: [klager] datum: 13 oktober 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 juli 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager, voorzover dat is gericht tegen de beslissing hem niet in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) te plaatsen, ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 23 oktober 2004 gedetineerd. Vanuit het huis van bewaring Amsterdam is hij op 1 augustus 2005 geplaatst in de gevangenis Veenhuizen, een inrichting met een regime van algehele gemeenschap. Op 16 september 2005 is hij ter
herselectie geplaatst in het h.v.b. Veenhuizen.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager zou graag worden geplaatst in een b.b.i. Dit is echter niet toegestaan in verband met mogelijke slachtofferconfrontatie. Klager heeft echter geen enkele behoefte aan contact met
het slachtoffer; hij zou niet eens weten hoe het slachtoffer eruit ziet. Bovendien wil klager zijn verlof doorbrengen in Wijk aan Zee en dat ligt 25 km van Amsterdam, de plaats waar het delict plaatsvond. Klager acht contact met zijn echtgenote en kind
buiten de inrichting van het grootste belang. Bovendien kampen zijn ouders met medische problemen, waardoor een bezoek aan een inrichting een extra moeilijke opgave is. Klager is voorts van oordeel dat hij ten onrechte wordt neergezet als een
“agressief
persoon”. Zijn strafblad geeft daar in ieder geval geen aanleiding toe, terwijl hij zich binnen de inrichting nooit negatief heeft gedragen. Niettemin heeft hij zich, zoals in het vonnis van de rechter als bijzondere voorwaarde was bepaald, aangemeld
bij “De Waag” om een ambulante behandeling te ondergaan. De eerste contacten zijn gelegd en kunnen worden geïntensiveerd wanneer klager daartoe door Justitie, bijvoorbeeld via regimair verlof, in de gelegenheid wordt gesteld. Klager merkt tenslotte nog
op dat hij in 1988 tijdens een eerdere detentie in een b.b.i. gedetineerd was en dat dat toen goed ging. Ook nu zal hij zich bij een eventuele overplaatsing naar een b.b.i. aan alle regels houden. Hij heeft immers veel te verliezen als hij dat niet
doet.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Vanuit het h.v.b. Amsterdam is klager geselecteerd voor een vervolginrichting. In het kader van de selectieprocedure zijn verschillende adviezen ingewonnen. De politie en de officier van justitie te Amsterdam hebben sterk negatief geadviseerd waar het
een eventuele plaatsing in een b.b.i. betrof. In dit verband werd gewezen op het gevaar voor slachtofferconfrontatie en klagers gewelddadige geschiedenis. Onder deze omstandigheden kwam de selectiefunctionaris tot zijn besissing om klager te selecteren
voor een gesloten inrichting met een normaal beveiligingsniveau. Omdat klager bezoek uit Amsterdam ontvangt, werd hij aanvankelijk geselecteerd voor de gevangenis Lelystad. In bezwaar gaf klager aan liever in Veenhuizen te worden gedetineerd, omdat
dat,
in verband met de mogelijkheid van bezoek in het weekeind, gunstiger voor klager was. De selectiefunctionaris heeft klager vervolgens, overeenkomstig zijn wens, geselecteerd voor de gevangenis Veenhuizen.
In reactie op het beroepschrift merkt de selectiefunctionaris nog op dat bezoekproblemen inherent zijn aan een detentiesituatie. Zo er sprake is van medische problemen moeten die met bijvoorbeeld een medische verklaring worden gestaafd. Overplaatsing
naar een inrichting met een normaal beveiligingsniveau in de buurt van Amsterdam zou dan aan de orde kunnen zijn. Dit argument levert echter geen reden op voor overplaatsing naar een b.b.i. Wat klagers opmerkingen over het ten onrechte worden
aangemerkt
als een agressief persoon betreft merkt de selectiefunctionaris op dat de plaatselijke politie (politie Raampoort, buurtregie Jordaan Noord) heeft aangegeven dat klager een gewelddadige historie heeft. Dat klager zich in zijn huidige detentie goed
gedraagt, levert op dit moment geen reden op voor plaatsing in een b.b.i. Wat de ambulante behandeling betreft merkt de selectiefunctionaris op dat dit gegeven kan worden meegenomen in het programma wanneer klager in een later stadium van zijn detentie
in beeld wordt gebracht voor een b.b.i. dan wel een gestapeld traject (zeer beperkt beveiligde inrichting/penitentiair programma met elektronisch toezicht). Na een goed verlopen algemeen verlof zou klager voor verdere detentiefasering in beeld kunnen
worden gebracht.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Veenhuizen is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, gelet op de in het kader van de selectieprocedure naar voren gekomen
omstandigheden en met name zijn gewelddadige verleden, vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau.
Overigens, maar dat gaat langs de beoordeling van het thans voorliggende beroepschrift heen, stelt de beroepscommissie nog vast dat klager thans ter herselectie in een h.v.b. verblijft.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 13 oktober 2005

secretaris voorzitter

Naar boven