Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2331/GV, 12 oktober 2005, beroep
Uitspraakdatum:12-10-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2331/GV

betreft: [klager] datum: 12 oktober 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 juli 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. De verkregen informatie klopt van geen kant. Zijn laatste verlofpas kreeg klager op 20 april in verband
met vele afspraken met de officier van justitie te Zwolle en de rechtbank Almelo in verband met klagers ziekte van Crohn. Klager mocht altijd op eigen houtje weg. Er is niets gevraagd aan de officier van justitie en die heeft wel duidelijke informatie.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verlof is afgewezen omdat er geen vertrouwen is voor wat betreft het maken van afspraken met klager. Uit de inrichtingsrapportage is gebleken dat klager ten tijde van het plegen van het delict, waarvoor hij thans gedetineerd is, nog in een
proeftijd
liep van een eerdere veroordeling. Klager kan kennelijk niet omgaan met de afspraken die met hem worden gemaakt.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Namens de directeur van de locatie Lelystad is gesteld dat klager ondanks het bekende junkengedrag tijdens detentie zijn best doet om er wat van te maken en dat om die reden positief geadviseerd wordt ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket te Amsterdam, nevenvestiging Arnhem, heeft aangegeven dat uit het strafdossier niet blijkt van feiten en omstandigheden die aanleiding geven om van het normale penitentiaire beleid in deze af te wijken.
De politie Enschede heeft aangegeven dat er bij de politie geen feiten bekend zijn op basis waarvan het verlof tegengehouden zou moeten worden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat gevangenisstraffen van respectievelijk twee jaar en zes maanden en vijf maanden met aftrek, wegens (gekwalificeerde) diefstal en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of
omstreeks 13 januari 2006.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Uit de reactie van de selectiefunctionaris volgt dat de reden voor de afwijzing van klagers verzoek is dat er met klager kennelijk geen afspraken te maken zijn, gelet op diens recidive tijdens een proeftijd van een eerdere veroordeling. Dit kan worden
beschouwd als een contra-indicatie voor het verlenen van verlof. Uit de inrichtingsrapportage volgt echter dat klager gemotiveerd is om aan zijn verslaving te werken, een onderhoudsdosis methadon heeft en de urinecontrole negatief was. Voorts hebben de
politie van de plaats, waarin klagers verlofadres is gelegen, en de advocaat-generaal positief geadviseerd ten aanzien van verlofverlening. Gelet op het hiervoor overwogene en het feit dat het einde van klagers detentie in zicht is, moet de afwijzing
door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De
Minister zal worden opgedragen binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan zijn te maken, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het
toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken (na ontvangst).
Zij bepaalt dat klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 oktober 2005

secretaris voorzitter

Naar boven