Nummer: 05/1829/GB
Betreft: [klager] datum: 11 oktober 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Canatan, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 14 juli 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) Veenhuizen ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 10 mei 2003 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b. Utrecht te Nieuwegein. Op 12 juli 2005 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. Veenhuizen.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager heeft vrijwel zijn gehele detentie uitgezeten in het h.v.b. Utrecht. De omstandigheid dat hij thans nog een kort strafrestant heeft lijkt geen redelijk doel te dienen. Klager heeft geen binding met Veenhuizen en omgeving, zijn familie woont in
de
regio waar ook het h.v.b. Utrecht ligt en door de overplaatsing is die familie nauwelijks nog in staat om hem te bezoeken. Klager bevindt zich sowieso al in een nadelige positie ten opzichte van andere gedetineerden, omdat hij geen gebruik heeft kunnen
maken van de detentiefasering. Klager ervaart de overplaatsing als onredelijk, temeer daar hij zich in de eindfase van zijn detentie bevindt.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager behoeft thans enkel nog een aantal dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan. Deze detentie zal eindigen op 21 oktober 2005. Klager komt daarom in aanmerking voor plaatsing in een
h.v.b. dan wel een gevangenis. Klagers voorkeur gaat uit naar plaatsing in de gevangenis Utrecht te Nieuwegein. Gelet op zijn komende ontslagdatum en de voor de gevangenis Utrecht geldende wachtlijst is plaatsing aldaar geen reële mogelijkheid. Hij kon
wel op korte termijn geplaatst worden in het h.v.b. Veenhuizen, welk h.v.b. speciaal is aangewezen voor gedetineerden met een kort strafrestant. Omdat klager inmiddels is afgestraft en het h.v.b. Utrecht gebruikt wordt voor insluiting van preventieven,
moet hij worden overgeplaatst naar een ander h.v.b. In Veenhuizen zitten enkel afgestraften met een kort strafrestant. Bezoekproblemen zijn volgens de selectiefunctionaris inherent aan een detentiesituatie.
4. De beoordeling
4.1. Klager, die is gegijzeld in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, behoort gelet op artikel 9, tweede lid onder e., Pbw tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn
bestemd. Van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 10, tweede lid, Pbw op grond waarvan een dergelijke gijzeling in een gevangenis kan worden ten uitvoer gelegd, is geen sprake.
4.2. Nu het h.v.b. Utrecht met name bestemd is voor opname van preventief gehechte gedetineerden, terwijl klager inmiddels de status heeft van gegijzelde en gelet op de duur van die gijzeling kan worden gelijkgesteld aan een kortgestrafte
gedetineerde, kon de selectiefunctionaris op goede gronden beslissen dat klager niet langer in het h.v.b. Utrecht kon verblijven en diende te worden overgeplaatst naar een h.v.b. waar kortgestrafte gedetineerden verblijven. Hij kon daarom, mede gelet
op
de snelle plaatsingsmogelijkheid in het h.v.b. Veenhuizen, in redelijkheid besluiten om klager over te plaatsen naar dat h.v.b.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is - gelet op hetgeen hiervoor is overwogen - niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt.
Hetgeen klager heeft aangevoerd over de bezoekmogelijkheden is, mede gelet op de naderende einddatum van klagers detentie, onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 11 oktober 2005
secretaris voorzitter