Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2202/GV, 10 oktober 2005, beroep
Uitspraakdatum:10-10-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2202/GV

betreft: [klager] datum: 10 oktober 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 september 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. In de brief van de directeur van 2 augustus 2005 staat vermeld dat de urinecontrole geen gevolgen zal
hebben omdat een bevestigingsonderzoek niet mogelijk was vanwege het feit dat klager te weinig urine had afgestaan. Klager had een liesbreuk en kon weinig kracht zetten. Klager is in beklag gegaan in verband met zijn selectie en verlofaanvraag en niet
omdat hij achter de deur moest. Uit het selectierapport bleek echter dat de gewenste selectie en de verlofaanvraag niet mogelijk waren. Vervolgens kreeg klager een brief waarin stond dat hij een THC-score had van respectievelijk 189 en 169, terwijl die
niet bewezen waren. Klager wenst het voordeel van de twijfel. Er is niet volgens de procedures gehandeld.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers verlofaanvraag is afgewezen vanwege het feit dat er bij een urinecontrole is geconstateerd dat klager geestverruimende middelen heeft gebruikt. Er is een THC-gehalte geconstateerd van 177. Vanwege het drugsontmoedigingsbeleid is het gebruik van
geestverruimende middelen niet toegestaan en heeft het gebruik gevolgen voor detentiefasering. Regel is dat bij constatering van het gebruik van geestverruimende middelen vrijheden en of fasering met drie maanden wordt opgeschort.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Utrecht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De Reclassering Nederland acht het niet wenselijk dat klager zo vroeg na het onherroepelijk worden van het vonnis verlof wordt verleend.
De politie Eemland Zuid heeft bezwaar tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat gevangenisstraffen van respectievelijk twee jaar en 56 dagen met aftrek, wegens poging tot doodslag en gekwalificeerde diefstal. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 20 december 2005. Aansluitend dient hij
eventueel een subsidiaire hechtenis van vijf dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal drie verlofaanvragen indienen.

Klagers verlofaanvraag is afgewezen in verband met een positieve urinecontrole. Klager refereert aan een toezegging van de directeur van 2 augustus 2005 dat de positieve urinecontrole geen gevolgen zou hebben voor zijn verlofaanvraag en
detentiefasering, maar klager heeft dit niet nader met stukken onderbouwd en dit is ook anderszins niet aannemelijk geworden. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat
deze, mede gelet op de negatieve adviezen van de directeur van de inrichting, de politie en de reclassering, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder c. en d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 10 oktober 2005

secretaris voorzitter

Naar boven