Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0691/GA, 05/0692/GA en 05/693/GA, 3 oktober 2005, beroep
Uitspraakdatum:03-10-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/691/GA, 05/692/GA en 05/693/GA

betreft: [3 klagers] datum: 3 oktober 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie De Geerhorst te Sittard,

gericht tegen drie uitspraken van 14 maart 2005 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op klachten van [A, B en C], verder te noemen klagers,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 juni 2005, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is de heer [...], locatiedirecteur van de locatie De Geerhorst, gehoord.

Klager [A] is niet ter zitting verschenen. Navraag bij de inrichting waar klager verblijft, heeft geleerd dat klager ten tijde van de behandeling van het beroep verbleef in het Penitentiair ziekenhuis te ’s-Gravenhage en om die reden niet in staat was
om ter zitting te verschijnen. De beroepscommissie heeft daarop besloten dat van hetgeen ter zitting naar voren is gebracht verslag zal worden opgemaakt, welk verslag aan klager [A] en de directeur zal worden toegezonden. Aan klager [A] wordt daarbij
de
gelegenheid gegeven om binnen een gestelde termijn schriftelijk zijn reactie te geven op het beroep van de directeur en hetgeen door de directeur ter zitting naar voren is gebracht.

Klagers [B] en [C] hebben voorafgaand aan de zitting elk afzonderlijk schriftelijk gemeld niet ter zitting te zullen verschijnen en – zo verstaat de beroepscommissie – het aan het beroep ten grondslag liggende beklag in te trekken.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van klager [A]
Het beklag betreft het niet mogen douchen na een volle dag deelgenomen te hebben aan de arbeid op de “werkzaal hout”.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Binnen de locatie hebben de gedetineerden de mogelijkheid om tijdens de recreatietijd te douchen. Omdat het dagprogramma is geëindigd als de gedetineerden terugkomen van de arbeid is het dan niet meer mogelijk om te douchen. Daarvoor ontbreekt het aan
personeel. Het werk van klager is niet zodanig dat douchen na afloop noodzakelijk is. Alleen als het hout van de pallets die de gedetineerden uit elkaar moeten halen erg smerig is, wordt de mogelijkheid geboden om achteraf te douchen. In dat geval
wordt
de arbeid eerder beëindigd en gaan de werkmeesters mee naar de afdeling om toezicht te houden bij dat douchen.
Indien er alleen halve dagen gewerkt wordt, bestaat wel de mogelijkheid om te douchen.
Tijdens de recreatietijd en de vrije momenten mogen de gedetineerden in beginsel douchen als zij dat willen. De directeur begrijpt wel dat klager na afloop van de arbeid graag zou willen douchen. Dat is door personeelsgebrek aan het einde van de
diensttijd echter niet mogelijk. Klager en enkele andere gedetineerden hebben die keuze zelf gemaakt. Zij wilden graag meer uren arbeid verrichten. Dat is hen ook toegestaan. Daarbij werd aangegeven dat ze dan wel zouden moeten afzien van het recht op
deelname aan een aantal andere programma-onderdelen. Inmiddels is het probleem met het (extra) douchen opgelost. De gedetineerden mogen nog slechts halve dagen werken en kunnen daarna douchen.

Klager [A] heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Nu klagers [B] en [C] hun beklag kennelijk hebben ingetrokken zal de beroepscommissie de uitspraken van de beklagcommissie in hun zaken daarom vernietigen en verstaan dat het beklag is ingetrokken.

Onweersproken is het navolgende ten aanzien van klager [A]. Klager heeft er zelf voor gekozen om hele dagen te werken. Daarbij is aan klager tevoren medegedeeld dat hij in verband met het niet beschikbaar zijn van voldoende personeel, niet in de
gelegenheid zou worden gesteld om (na de arbeid) te douchen buiten de voor zijn verblijfsafdeling geldende douchemomenten. In die gevallen waarin er op de werkzaal expliciet vies werk moet worden verricht, wordt de arbeid eerder beëindigd en worden de
deelnemende gedetineerden in de gelegenheid gesteld om – onder toezicht van de werkmeesters – extra te douchen. De door klager (extra) verrichte werkzaamheden betroffen niet vuil werk.
Het voorgaande in onderling verband en samenhang beziend, kan niet worden gezegd dat de directeur, door aan klager geen extra douchemoment toe te staan, onzorgvuldig heeft gehandeld. Dat maakt dat de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand kan
blijven en dat het beklag alsnog ongegrond moet worden verklaard.

4. De uitspraak in alle drie de zaken
De beroepscommissie verstaat dat klagers [B en C] hun beklag hebben ingetrokken en zij vernietigt de uitspraken van de beklagcommissie (met de kenmerken 2965/05s en 2970/05s).
Zij verklaart het beroep ten aanzien van klager [A] gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie (met kenmerk 2966/05s) en verklaart dat beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 3 oktober 2005

secretaris voorzitter

Naar boven