Nummer: 05/1326/GB
Betreft: [klager] datum: 23 september 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.F. Nelisse, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 2 juni 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing klagers elektronische detentie te beëindigen ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 14 maart 2005 gedetineerd en was als zelfmelder geplaatst in elektronische detentie onder verantwoordelijkheid van de Penitentiaire Administratieve Inrichting (PIA) Noordsingel te Rotterdam. Op 27 april 2005 diende klager zich te
melden
als passant ter herselectie bij het huis van bewaring (h.v.b.)/ISD Rotterdam. Dit heeft hij verzuimd. Op 16 juni 2005 is klager opgepakt en op 17 juni 2005 geplaatst in de locatie Noord (h.v.b.) te Den Haag. Op 13 september 2005 is klager geplaatst in
de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Het ten uitvoer te leggen vonnis is twaalf jaar oud. Klager mocht verwachten dat dit niet meer ten uitvoer zou worden gelegd, temeer omdat klager van 14 maart 2005 tot en met 27 april 2005 elektronische detentie heeft ondergaan. Daarbij komt dat klager
de zorg heeft over een vijfjarig dochtertje. Hij heeft al dertien jaar geen strafbaar feit meer begaan en het is niet humaan om tot tenuitvoerlegging over te gaan van het vonnis van de politierechter d.d. 28 juni 1993. Verzocht wordt om klager in de
gelegenheid te stellen om elektronische detentie te ondergaan.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is als zelfmelder op 14 maart 2005 geplaatst in elektronische detentie onder verantwoordelijkheid van de PIA Noordsingel te Rotterdam, dit op grond van de tenuitvoerlegging van een opgelegde gevangenisstraf van 44 dagen. Na plaatsing in
elektronische detentie is er bericht ontvangen dat klager aansluitend aan de straf van 44 dagen een vervolgvonnis van 180 dagen diende uit te zitten. De regelgeving staat enkel elektronische detentie toe indien de maximale verblijfsduur van 90 dagen
niet wordt overschreden. Klager had zich op 27 april 2005 dienen te melden bij het h.v.b./ISD Rotterdam als passant ter herselectie. Dit heeft hij nagelaten. Klager is vervolgens als voortvluchtig aangemeld bij het bureau Centrale Registratie
Onttrekkingen.
4. De beoordeling
4.1. Vooruitlopend op wijziging van de Penitentiaire beginselenwet bestaat de
mogelijkheid voor zelfmelders, aan wie een vrijheidsstraf is opgelegd van maximaal drie maanden, om elektronische detentie te ondergaan.
4.2. De voorwaarden voor deelname aan elektronische detentie zijn vastgelegd in de
circulaire nr. 5348672/05/DJI d.d. 26 april 2005. In aanmerking voor deelname aan elektronische detentie komen zelfmelders die een strafrestant van maximaal 90 dagen hebben. Klager voldeed aanvankelijk aan de voorwaarden voor deelname aan elektronische
detentie, maar tijdens zijn deelname is bekend geworden dat er nog een gevangenisstraf van 180 dagen door hem diende te worden uitgezeten. De beroepscommissie is van oordeel dat, nu klager niet meer voldeed aan de voorwaarden voor elektronische
detentie, de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris niet in strijd is met de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Hetgeen is
aangevoerd over klagers gezinsomstandigheden is niet nader onderbouwd en onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen leiden.
Voorzover klagers beroep gericht is tegen de tenuitvoerlegging van de aan hem opgelegde gevangenisstraf van 180 dagen bestaat de mogelijkheid om een verzoekschrift ex artikel 3 van de Gratiewet in te dienen.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.J. van Oostveen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 23 september 2005
secretaris voorzitter