Nummer: 05/1553/GB
Betreft: [klager] datum: 27 september 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.G.M. van den Hoogen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 22 juni 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het penitentiair selectie centrum (p.s.c.) te ‘s-Gravenhage afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 6 juni 2001 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis Alphen aan den Rijn. Op 15 augustus 2005 is hij overgeplaatst naar de gevangenis Veenhuizen, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft zich aangemeld bij het p.s.c. omdat zijn detentiefasering is vastgelopen. Zijn verzoeken om een penitentiair programma alsmede zijn verzoeken om algemeen verlof worden afgewezen omdat er zo weinig over hem bekend is. Klager heeft dan ook
recht op en belang bij opname in het p.s.c., alwaar diverse deskundigen aanwezig zijn die kennelijk onbeantwoorde vragen die aan verdere selectie in de weg staan kunnen beantwoorden.
Klager zit een lange straf uit en heeft begeleiding en resocialisatie nodig.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klagers verzoek is voorgelegd aan het p.s.c. en dat heeft aangegeven geen meerwaarde te zien in opname. Hierdoor is het niet mogelijk klager in het p.s.c. te plaatsen. Met betrekking tot zijn detentiefasering dient klager contact op te nemen met het
b.s.d. van zijn inrichting.
4. De beoordeling
4.1. In artikel 18 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden is bepaald welke gedetineerden in het penitentiair selectiecentrum kunnen worden geplaatst.
4.2. In de reactie van het p.s.c. d.d. 20 juni 2005 is vermeld dat het p.s.c. geen rol kan spelen in klagers verzoek om meer vrijheden. Er wordt niet gevraagd om onderzoek naar begeleiding of behandeling, waartoe klager niet gemotiveerd lijkt. Ook
in
dat opzicht voegt een opname niets toe. Er is evenmin sprake van een crisissituatie die een opname zou rechtvaardigen. Klager lijkt de laatste maanden juist beter te functioneren in de gevangenis Alphen aan den Rijn.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is, mede gelet op hetgeen ter ondersteuning daarvan in de reactie van het p.s.c. is opgenomen, niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van
mr.I. Lispet, secretaris, op 27 september 2005
secretaris voorzitter