nummer: 05/1993/GV
betreft: [klager] datum: 23 september 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 11 augustus 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep, onder verwijzing naar zijn schrijven aan de advocaat-generaal, als volgt toegelicht. Klager is 12 jaar geleden ten onrechte veroordeeld voor een zedenmisdrijf. In afwachting van zijn detentie heeft hij de afgelopen jaren
geprobeerd een leven op te bouwen. Sinds drie jaar heeft hij een eigen bedrijf. Klager heeft geen tijdige oproep voor het ondergaan van zijn detentie gekregen, zodat hij, kleine zelfstandige, zich niet op zijn gevangenschap heeft kunnen voorbereiden.
Klager wil tijdens een strafonderbreking zaken regelen, teneinde het voortbestaan van zijn bedrijf veilig te stellen.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 23 november 1994 veroordeeld. Hij heeft zich echter lange tijd aan zijn detentie weten te onttrekken. Klager heeft al die tijd kunnen weten dat de straf geëxecuteerd zou gaan worden. Nu deze executie uiteindelijk plaatsvindt is het, mede
gelet op de aard en de ernst van het gepleegde delict, niet gepast om strafonderbreking te verlenen.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Haaglanden, locatie Noord heeft, mede gelet op het advies van het openbaar ministerie, negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te ‘s-Gravenhage heeft aangegeven dat klagers verzoek dient te worden afgewezen, gelet op de aard en de ernst van het delict, alsmede het feit dat hij zich lange tijd aan zijn gevangenisstraf heeft weten te
onttrekken, vanwege het ontbreken van een bekend adres.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek, wegens verkrachting. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 18 maart 2006. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van in totaal 26 dagen te
ondergaan.
Op grond van artikel 38 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (Regeling van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) kan strafonderbreking eenmalig worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. De gedetineerde
dient aan te tonen dat zijn persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is en dat de zakelijke belangen al voor aanvang van de detentie bestonden. Aangezien het verzoek van klager met betrekking tot de zakelijke omstandigheden niet is ondersteund met
schriftelijke stukken, terwijl evenmin is komen vast te staan dat de eventuele problemen niet telefonisch dan wel door het machtigen van een zaakgelastigde zouden kunnen worden geregeld, is de beroepscommissie van oordeel dat de afwijzende beslissing
van de Minister niet in strijd is met de wet en dat deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Daar komt bij dat klager niet staat ingeschreven bij de gemeentelijke
basisadministratie en zich jaren heeft schuilgehouden om de tenuitvoerlegging van zijn straf te ondergaan. Het bedrijf heeft een vestiging in China. De kans is reëel dat klager zich aan een verdere tenuitvoerlegging van zijn straf zal onttrekken. Het
beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch, en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 23 september 2005
secretaris voorzitter