Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2065/GV, 23 september 2005, beroep
Uitspraakdatum:23-09-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2065/GV

betreft: [klager] datum: 23 september 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 augustus 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Klagers echtgenote kampt reeds langdurig met ernstige depressieve klachten. Ook voor het psychisch
welbevinden van de kinderen is het van groot belang dat klager een keer enkele dagen bij zijn gezin kan verblijven. Het standpunt van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught dat er met klager geen afspraken te maken zijn, kan klager niet plaatsen.
Sinds enkele weken heeft klager de functie van afdelingsreiniger. Uit het feit dat hij in het verleden ook al eens die functie heeft bekleed, kan afgeleid worden dat het personeel het nodige vertrouwen in klager heeft. Rapportages over klagers
functioneren zijn positief. Wellicht wordt het negatieve advies ingegeven door het feit dat er in de afgelopen maanden een verschil van inzicht bestond tussen klager en de directeur over de vraag of klager arbeids(on)geschikt is voor wat betreft het
werken in stoffige ruimtes. In een eerdere zaak heeft de beroepscommissie klagers beroep, waarin klager zich op het standpunt stelde dat hij tijdens de arbeid niet ingesloten zou mogen worden op cel, gegrond verklaard. De directeur deed dat echter
toch.
Een daartegen gericht beklag is door de beklagcommissie gegrond verklaard. Nadien heeft de raadsvrouw de directeur er meermalen op aangesproken dat de uitspraak van de beklagcommissie niet werd gerespecteerd. Zijn houding met betrekking tot de
verblijfplaats tijdens de arbeidsuren is niet relevant voor de onderhavige zaak. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat klager zich niet zou houden aan de voorwaarden, die aan een strafonderbreking verbonden plegen te worden.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Namens klager werd verzocht om strafonderbreking in verband met de psychische situatie van zijn echtgenote en het feit dat de kinderen van klager steeds vaker lijden onder de afwezigheid van hun vader. Het verzoek is voorgelegd aan de afdeling
individuele medische advisering (ima). Zij ziet onvoldoende medische gronden om een positief advies te geven. De inrichting baseert haar negatieve advies op het advies van de afdeling ima en het manipulatief gedrag van klager. Alles overziende is
besloten om het verzoek af te wijzen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Vught heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de strafonderbreking.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket te ‘s-Hertogenbosch heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.
De politie district Weert heeft geen bezwaar tegen strafonderbreking.
De waarnemend medisch adviseur bij het ministerie van justitie heeft verklaard dat er op grond van de nader ingewonnen medische informatie onvoldoende medische gronden zijn om positief te adviseren terzake van strafonderbreking.
De psycholoog van het Penitentiair Selectie Centrum verwacht dat een korte strafonderbreking gunstige effecten kan hebben op het detentieverloop van klager. Bereikt kan worden dat de situatie wat tot rust komt in het gezin. Wellicht aan het einde van
dit jaar is er uitzicht op een penitentiair traject.
De huisarts van klagers echtgenote acht het wenselijk om een vorm te vinden waarbij klager vaker bij zijn gezin kan zijn.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twaalf jaar met aftrek, wegens moord. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 26 juni 2007.

Krachtens artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr.733726/98/DJI), kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan
met
een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 juncto artikel 23 van de Regeling kan strafonderbreking onder meer worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke of bezoek aan een in ernstig psychische nood verkerende levenspartner of kind.
Uit de stukken en de door klager overgelegde bescheiden blijkt niet dat klagers echtgenote en/of zijn kinderen in ernstige psychische nood verkeren. Aannemelijk moet worden geacht dat de problemen in klagers gezin met name van maatschappelijke aard
zijn
waarvoor een structurele en wellicht professionele oplossing op langere termijn dient te worden gevonden. Naar het oordeel van de beroepscommissie is er geen aanleiding om aan klager strafonderbreking te verlenen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 23 september 2005

secretaris voorzitter

Naar boven