Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1409/GM, 22 september 2005, beroep
Uitspraakdatum:22-09-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1409/GM

betreft: [klager] datum: 22 september 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de Individuele Begeleidingsafdeling Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 31 mei 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 juli 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klaagster gehoord. De inrichtingsarts verbonden aan de Individuele Begeleidingsafdeling Zwolle heeft schriftelijk laten weten verhinderd te
zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 1 april 2005, betreft het afbouwen van Tranxène.

2. De standpunten van klaagster en de inrichtingsarts
Klaagster heeft haar klacht als volgt toegelicht. Na 22 maart 2005 ontving klaagster geen Tranxène meer. Er is geen sprake van een afbouw geweest. Klaagster mocht in de vorige inrichting waar zij verbleef de Tranxène slikken als zij zich angstig voelde
worden. Zonder Tranxène is klaagster vaak gespannen en kan zij niet meer slapen. Zij gaat lichamelijk en psychisch snel achteruit. Er is nooit met klaagster gesproken over de afbouw. Weliswaar heeft een aantal weken nadat de medicatie is stopgezet een
gesprek plaatsgevonden met de psychiater, klaagster kon echter niet haar verhaal doen.

De inrichtingsarts verwijst in zijn reactie op het beroep enkel naar het standpunt van de medisch adviseur in zijn verslag van 31 mei 2005 van de bemiddeling. De inrichtingsarts heeft verder volstaan met toezending van het medisch dossier.

3. De beoordeling
Uit de stukken waaronder het overigens moeilijk leesbaar medisch dossier, is de beroepscommissie het volgende gebleken. Klaagster ontving vanaf binnenkomst in de inrichting op 15 februari 2005 éénmaal daags één tablet Tranxène 50 mg. Op 17 maart 2005
is
de afbouw van Tranxène in het PMO besproken en goedgekeurd. Blijkens een aantekening in het medisch dossier is op 22 maart 2005 besloten te wachten met de feitelijke afbouw totdat het gesprek van klaagster met de psychiater op 24 maart 2005 heeft
plaatsgevonden. Op 24 maart 2005 wordt uiteindelijk aangevangen met het afbouwen van Tranxène met een half tablet per week. Dit komt feitelijk neer op een afbouw van 25 mg per 7 dagen. In het medisch dossier wordt verder nog verslag gedaan van een
gesprek met klaagster op 29 maart 2005 waaruit (tevens) blijkt dat de medicatie op dat moment inmiddels is gehalveerd.

De handreiking benzodiazepinen van 2 mei 2002 van de medisch adviseur aan de inrichtingsartsen van de penitentiaire inrichtingen gaat uit van een gefaseerde afbouw van benzodiazepinen. Voor het afbouwen van Tranxène wordt uitgegaan van 10 mg per 10
dagen.

Uit de stukken is de beroepscommissie niet gebleken dat het voortzetten van het gebruik van Tranxène medisch geïndiceerd is. De beslissing van de inrichtingsarts om de Tranxène af te bouwen is derhalve juist. Het door de inrichtingsarts gehanteerde
afbouwschema wijkt echter af van voormelde handreiking van de medisch adviseur. Het afbouwen van de Tranxène is te snel gegaan. Voor deze afwijking wordt door de inrichtingsarts geen medische onderbouwing gegeven, zodat deze als in strijd met voormelde
handreiking als algemeen behandelschema moet worden beschouwd.

Voormeld handelen van de inrichtingsarts is daardoor onzorgvuldig en moet derhalve worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. Aan klaagster zal een tegemoetkoming worden
toegekend van € 10,-.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Individuele Begeleidingsafdeling Zwolle toekomende tegemoetkoming op € 10,-.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 22 september 2005

secretaris voorzitter

Naar boven