nummer: 05/1420/GM
betreft: [klager] datum: 22 september 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klaagster,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Oost (Penitentiair Ziekenhuis) te Den Haag,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 31 mei 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Klaagster en de inrichtingsarts zijn uitgenodigd voor de zitting van de beroepscommissie van 28 juli 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, om te worden gehoord. Hoewel voor klaagsters vervoer naar de zitting was zorggedragen,
heeft
zij daarvan geen gebruik gemaakt. De inrichtingsarts verbonden aan voormelde locatie is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 2 april 2005, betreft de slechte behandeling van klaagster en haar baby in het Penitentiair Ziekenhuis.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klaagster heeft haar klacht als volgt toegelicht. Na de bevalling van haar dochter ontving klaagster geen medicijnen om de melktoevoer te stoppen. Het aan haar ter beschikking gestelde afkolfapparaat functioneerde niet goed. Hierdoor is een ontsteking
en later een abces in haar borst ontstaan. Haar baby kreeg te weinig te drinken.
De inrichtingsarts heeft zijn standpunt als volgt toegelicht. Bij klaagster is de melkproduktie pas na 2 tot 4 dagen op gang gekomen. Aan haar is uitleg gegeven over de opbouw van flesvoeding. De eerste dag na de geboorte wordt 6 tot 7 maal 10cc
gegeven. De daaropvolgende dagen wordt de hoeveelheid telkens met 10cc per dag verhoogd, tot de tiende dag waarop 6 tot 7 maal 100cc wordt gegeven. Na 4 of 5 dagen is de stuwing van de borsten maximaal. Toen pas vroeg klaagster aan de verpleging om
medicatie om de melkproductie te remmen. Haar is door de verpleging medegedeeld dat gewoonlijk de borsten worden opgebonden met een goed strak zittende beha en eventuele koude compressen om de stuwing te verminderen. Bij voorkeur wordt de baby niet
aangelegd of afgekolfd, daar dit de melkaanmaak stimuleert. Klaagster is hiermee akkoord gegaan. Zij is goed begeleid door de verpleging en op 7 maart 2005 in goede conditie uit het Penitentiair Ziekenhuis ontslagen. De baby was in de tussentijd goed
aangekomen. Een abces in de borsten kan altijd postpartum voorkomen. Bij het ontslag van klaagster waren daar geen tekenen van.
3. De beoordeling
Op grond van de stukken acht de beroepscommissie het aannemelijk dat de medische dienst van het penitentiair ziekenhuis klaagster en haar baby zorgvuldig en overeenkomstig het gangbare medische protocol voor moeders in de kraamperiode heeft behandeld.
Dit protocol gaat er van uit dat in geval van flesvoeding, de baby zes keer per dag wordt gevoed. De eerste dag 10 ml per voeding, de rest van de week per dag steeds 10 ml voeding erbij. De stuwing van de borsten is op de derde of vierde dag na de
bevalling het hevigst. Een strakke beha is dan meestal voldoende. Eventueel kan ter ontlasting er voor worden gekozen af en toe een beetje te kolven. Gelet op de bijwerkingen is alleen in uitzonderingssituaties het middels medicijnen remmen van de
melkproductie geïndiceerd. Uit de stukken is niet gebleken dat in het geval van klaagster sprake is van zo’n uitzonderingssituatie.
De beroepscommissie acht het niet aannemelijk dat al tijdens klaagsters verblijf in het penitentiair ziekenhuis een abces in haar borst is ontstaan, nog daargelaten dat evenmin kan worden vastgesteld dat dit te wijten zou zijn aan onzorgvuldig handelen
van de medische dienst in het penitentiair ziekenhuis.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van
oordeel dat het handelen van de medische dienst niet kan worden aangemerkt als in strijd
met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 22 september 2005
secretaris voorzitter