nummer: 05/559/GM
betreft: [klager] datum: 22 september 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de Gevangenis De Marwei te Leeuwarden,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 2 maart 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Klager en de inrichtingsarts zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 28 juli 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, te worden gehoord. Klager heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te
verschijnen. De inrichtingsarts is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 1 november 2004, betreft het niet tijdig of juist behandelen van klagers knieproblemen.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Klager heeft al 25 jaar last van plotseling opkomende ontstekingen in onder andere zijn kniegewrichten. Deze zijn goed te behandelen met de juiste medicatie, mits deze tijdig wordt toegediend. Doordat dit
laatste in achtereenvolgende inrichtingen niet het geval was, is hij in De Marwei (tijdelijk) in een rolstoel beland.
Klager is op 21 september 2004 geplaatst in De Marwei en heeft om Tramadol gevraagd. Pas een dag later ontving hij de juiste medicijnen. Op 23 september 2004 heeft hij de inrichtingsarts gezien. De inrichtingsarts heeft hem echter niet onderzocht, noch
hem gewaarschuwd voor de bijwerkingen van langdurig medicijngebruik (moeilijke stoelgang). Als gevolg van het nalatig optreden van de inrichtingsarts is het functioneren van zijn knie sterk verminderd. Na zijn overplaatsing naar de penitentiaire
inrichting (p.i.) Veenhuizen, deden bij klager zich soortgelijke problemen voor. Bovendien was sprake van een slechte communicatie tussen de inrichtingsarts van de p.i. Veenhuizen en de fysiotherapeut.
De inrichtingsarts heeft niet gereageerd op de klachten en het beroep van klager doch, via de afdeling gezondheidszorg van de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie, volstaan met toezending van het medisch dossier van klager.
3. De beoordeling
De door klager aan de medisch adviseur gerichte brieven gaan over het medisch handelen van de arts verbonden aan de penitentiaire inrichtingen Zeist, De Marwei en Bankenbosch. Uit de door de medisch adviseur overgelegde stukken blijkt dat alleen
bemiddeling heeft plaatsgevonden terzake de klachten gericht tegen de inrichtingsarts van De Marwei. Uit telefonische informatie is verder gebleken dat nog geen bemiddeling heeft plaatsgevonden terzake de klachten gericht tegen de inrichtingsarts van
de
locaties Zeist en Bankenbosch. De beroepscommissie is alleen bevoegd kennis te nemen van klachten terzake waarvan de bemiddeling is afgerond. Gelet op het vorenstaande zal de behandeling van het beroep beperkt dienen te blijven tot het medisch handelen
van de inrichtingsarts verbonden aan De Marwei. Wat betreft de klachten gericht tegen het medisch handelen van de arts verbonden aan de penitentiaire inrichtingen Zeist en Bankenbosch zal alsnog bemiddeling moeten plaatsvinden. De betreffende brieven
van klager zullen met dat doel naar de medisch adviseur worden doorgezonden.
Uit de stukken waaronder het medisch dossier is het volgende gebleken. Klager verbleef van 21 september 2004 tot 23 december 2004 in De Marwei. Op 22 september 2004 is klager door de medische dienst gezien. De medische dienst heeft voor klager die
moeilijk kon lopen, een rolstoel geregeld. Klager heeft de medische dienst erop gewezen dat hij voor zijn knieklachten Tramadol gebruikt. Over het gebruik van Tramadol is door de medische dienst op diezelfde dag nog contact opgenomen met de huisarts
van
klager. Uiteindelijk ontvangt klager op 22 september 2004 ‘s-avonds Tramadol. Op 23 september 2004 is klager door de inrichtingsarts gezien. Uit het medisch dossier blijkt verder dat klager op 27 september 2004 zijn rolstoel weer heeft ingeleverd en op
29 september 2004 in verband met obstipatie door het gebruik van Tramadol, een laxeermiddel kreeg voorgeschreven. Na 29 september 2004 tot aan zijn overplaatsing op 23 december 2004 is volgens de overgelegde gegevens klager niet meer bij de medische
dienst geweest.
De beroepscommissie is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de medische dienst adequaat op de knieklachten van klager heeft gereageerd. Het feit dat klager (pas) daags na zijn plaatsing in De Marwei Tramadol kreeg uitgereikt is, gelet op de
omstandigheid dat geen sprake was van een levensbedreigende situatie, niet onzorgvuldig. Verder is niet gebleken dat gedurende het verblijf van klager in De Marwei zijn knieklachten zijn verergerd. De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en
onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Het onderdeel van de klachten gericht tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts in de penitentiaire inrichtingen Zeist en Bankenbosch, zullen voor bemiddeling worden doorgezonden naar de medisch adviseur.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 22 september 2005
secretaris voorzitter