Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1365/GM, 22 september 2005, beroep
Uitspraakdatum:22-09-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1365/GM

betreft: [klager] datum: 22 september 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Huis van bewaring/ISD Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 30 mei 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 juli 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, en namens de inrichtingsarts, [...] en [...], verpleegkundigen bij de medische dienst van voormeld huis van bewaring.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 19 april 2005, betreft het niet goed behandelen van klagers clusterhoofdpijn.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Klager heeft vanaf begin jaren negentig last van hoofdpijn. In 2001 is klager door zijn huisarts verwezen naar een neuroloog van het Vlietland Ziekenhuis Vlaardingen. Na opneming in de Verslavingskliniek
Rotterdam Alexander kreeg klager zuurstof voorgeschreven, wat in tegenstelling tot de andere gebruikte middelen afdoende helpt. Klager is vanaf 3 april 2004 gedetineerd. De inrichting wil hem geen metalen cilinders zuurstof verstrekken, in verband met
een verhoogd brand- en explosiegevaar. De inrichtingsarts schrijft hem thans Imigran voor. Tijdens klagers kortstondig verblijf in het Pieter Baan Centrum is bij hem longemfyseem geconstateerd. Klager meent dat hij ook hiervoor zuurstof verstrekt zou
moeten krijgen. Hij heeft de door de medische dienst gemaakte afspraak met de neuroloog afgezegd in verband met een op datzelfde moment geregeld bezoek. Klager heeft geen zin zich wederom bij een neuroloog te melden. De diagnose is immers al bekend.
Klager heeft in 2002 voor het laatst de neuroloog gezien.

Door en namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen. Klager is anamnetisch bekend met clusterhoofdpijn waarvoor hij zuurstof en injecties Imigran gebruikt. Aan het begin van zijn detentie heeft klager veel Imigran gebruikt en tevens
om
zuurstof verzocht. De inrichtingsarts heeft de clusterhoofdpijn nooit kunnen objectiveren. De inrichtingsarts heeft voor klager een afspraak gemaakt met de neuroloog. In afwachting van het advies van de neuroloog is de Imigran gemaximaliseerd tot 6
tabletten per week. Klager heeft een bezoek aan de neuroloog verstek laten gaan in verband met het bezoekmoment welke hij op dat tijdstip had.

3. De beoordeling
Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier is aannemelijk geworden dat de inrichtingsarts klager adequaat heeft behandeld ten aanzien van zijn clusterhoofdpijn. Niet is gebleken dat in strijd met de medisch gangbare praktijk (NHG-standaard
Hoofdpijn) is gehandeld.
Sinds zijn binnenkomst in de inrichting per 3 april 2004 is klager veelvuldig door de medische dienst gezien. Verder zijn aan hem medicijnen verstrekt.
Wat betreft het verzoek van klager om metalen cilinders zuurstof verstrekt te krijgen, kon de inrichtingsarts klager eerst voor een advies verwijzen naar de neuroloog. De inrichtingsarts heeft de clusterhoofdpijn bij klager niet kunnen objectiveren.
Tevens is ter zitting gebleken dat het laatste bezoek van klager aan de neuroloog van enige tijd geleden, namelijk in 2002 is geweest. De zich bij de stukken bevindende brief van de neuroloog dateert zelfs van 10 mei 2001. Dat klager weigert de
neuroloog te spreken en het door de medische dienst geregelde bezoek aan de neuroloog heeft afgezegd, kan niet voor rekening van de inrichtingsarts komen.

De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 22 september 2005

secretaris voorzitter

Naar boven