Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1758/GV, 19 augustus 2005, beroep
Uitspraakdatum:19-08-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1758/GV

betreft: [klager] datum: 19 augustus 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 juli 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij niet nader toegelicht. Klager heeft verzocht om zijn beroep mondeling te mogen toelichten.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Dit betreft klagers tweede verlofaanvraag. De eerste aanvraag is op grond van zijn instabiele psychische conditie en mogelijk gevaar voor eigen veiligheid afgewezen. Het beroepschrift tegen de eerste afwijzing is ongegrond verklaard. Voor wat betreft
de
tweede verlofaanvraag heeft de inrichtingspsycholoog aangegeven dat de instabiele psychische conditie er nog steeds is ondanks de gestructureerde begeleiding en ondersteuning op de IBA, waar klager verblijft. Verwezen wordt naar de samenvatting IBA-ZB
d.d. 4 juli 2005.

Namens de directeur van de gevangenis Zuyderbos is negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om het beroep mondeling toe te lichten af.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 14 juni 2006.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit de door de IBA opgestelde voortgangsrapportage d.d. 4 juli 2005 blijkt dat klager tweemaal eerder tijdens detentie, laatstelijk op 17 april 2005 tijdens een verlof, een suïcidepoging heeft gedaan. Het detentieberaad heeft geen vertrouwen in een
goed
verloop van het verlof en vreest voor een nieuwe suïcidepoging.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de
wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder h. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk
of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, en mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 19 augustus 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven