Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0765/TA, 4 augustus 2005, beroep
Uitspraakdatum:04-08-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/765/TA

betreft: [klager] datum: 4 augustus 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 maart 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij de tbs-kliniek De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 juni 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager, en namens het hoofd van de inrichting [...], waarnemend hoofd behandelingsrapportage. Beiden zijn buiten
elkaars
aanwezigheid ter zitting gehoord, daar [...] door ontstane vertraging onderweg niet tijdig ter zitting aanwezig kon zijn. Op 30 juni 2005 heeft [...] de beroepscommissie schriftelijk nadere inlichtingen verstrekt.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klager al twee jaar moet wachten op een medische ingreep aan zijn neus.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De internist van de inrichting heeft klager gezegd dat zijn neus gebroken was, maar dat een operatie wel kon wachten. Klager is niet op een wachtlijst voor behandeling geplaatst. Er is toen gedurende een jaar niets gebeurd. Pas bij zijn bezoek aan een
KNO-arts in het Ruwaard van Putten Ziekenhuis te Spijkenisse is hem gezegd dat behandeling medisch noodzakelijk was. Volgens deze arts had klager direct of zeven weken na het incident geholpen kunnen worden. Men had hem meteen op een wachtlijst moeten
zetten en hem eerder naar een KNO-arts moeten laten gaan. Een internist is niet gespecialiseerd in KNO-klachten.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De inrichting beschikt over twee huisartsen, niet over een internist. Na een incident in de inrichting op 30 mei 2003 heeft klager een hevig bloedende neus opgelopen en was zijn neus gezwollen. De huisarts heeft ernaar gekeken en heeft geadviseerd om
klager na het verdwijnen van de zwellling door een KNO-arts te laten bekijken. Ook de inrichtingstandarts heeft klager bekeken. Op 11 juni 2003 is klager bij de andere huisarts van de inrichting geweest, die contact heeft opgenomen met de aan het
Erasmus Ziekenhuis verbonden KNO-arts. Deze gaf aan dat klager of binnen zeven dagen of binnen een jaar geholpen kon worden. Nu die zeven dagen al voorbij waren, kon klager een jaar wachten. Op 11 november 2003 heeft de huisarts een verwijsbrief naar
de
KNO-arts gezonden, waarna klager op 12 januari 2004 door een KNO-arts is gezien. Deze gaf aan dat er geen medische noodzaak was voor een correctieve ingreep, maar dat klager zijn neus graag rechtgezet wilde hebben. Op 26 april 2004 is klager bij een
plastisch chirurg geweest voor een cosmetische correctieve ingreep. Deze constateerde dat er passagestoornissen waren en dat toch een medische correctieve ingreep noodzakelijk was, op grond waarvan klager is terugverwezen naar de KNO-arts. Na een
herbeoordeling op 3 mei 2004 kwam de KNO-arts tot hetzelfde oordeel als de plastisch chirurg en gaf hij aan dat klager in verband met eventuele complicaties daarbij mogelijk zou moeten overnachten in een ziekenhuis. Het hoofd van de inrichting achtte
een overnachting in een ziekenhuis uit veiligheidsoverwegingen niet verantwoord en heeft uitgezocht dat klager voor de noodzakelijke ingreep in het Penitentiair Ziekenhuis kon worden opgenomen. Klager is door de arts-assistent psychiatrie op 10 mei
2004
op de wachtlijst van het Penitentiair Ziekenhuis geplaatst. De inrichting heeft elke maand navraag gedaan naar de stand van zaken totdat klager op 19 april 2005 naar een andere inrichting is overgeplaatst. Bij de laatste navraag stond klager vrij hoog
op de wachtlijst. Klager heeft een zaak tegen zijn behandelaar aangespannen bij het medisch tuchtcollege.

Bij een tweetal brieven van 30 juni 2005 is namens het hoofd van de inrichting nog het volgende aangegeven.
De herbeoordeling door de KNO-arts heeft op 3 mei 2004 plaatsgevonden, waarna klager op 10 mei 2004 op de wachtlijst voor de operatieve ingreep in het Penitentiair Ziekenhuis is geplaatst. Navraag bij dat ziekenhuis op 30 juni 2005 leert dat klager
evenals op 19 april 2005 nog steeds als een van de eersten op de wachtlijst staat. De KNO-arts van het Penitentiair Ziekenhuis heeft het operatieprogramma recentelijk afgezegd. De verwachting is nu dat klager eind september 2005 geopereerd zal worden.

3. De beoordeling
Voorzover het beroep is gericht tegen de wijze waarop de aan de inrichting verbonden artsen met klagers neusklachten zijn omgegaan, kan klager daarin niet worden ontvangen, nu de Bvt en het Reglement verpleging ter beschikking gestelden niet voorzien
in
een beroepsmogelijkheid betreffende het handelen van of namens een aan de inrichting verbonden arts.

Voorzover het beroep is gericht tegen de wijze waarop door of namens het hoofd van de inrichting met klagers neusklachten is omgegaan, wordt het volgende overwogen.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting komt naar voren dat klager in verband met zijn neusklachten toegang heeft gehad tot de inrichtingsartsen en dat klager na doorverwijzing naar een KNO-arts volgens diens oordeel een jaar op correctieve
behandeling van zijn neus kon wachten. Toen na dat jaar, op 3 mei 2004, bleek dat die behandeling op medische gronden noodzakelijk was en klager mogelijk in verband met eventuele complicaties in het ziekenhuis moest overnachten, heeft het hoofd van de
inrichting uitgezocht dat klager de behandeling in het Penitentiair Ziekenhuis kon ondergaan. Klager is kort nadien, op 10 mei 2004, op de wachtlijst van dat ziekenhuis geplaatst. Namens het hoofd van de inrichting is vervolgens elke maand navraag
gedaan naar klagers plaats op de wachtlijst en voorts is aangedrongen op een spoedige behandeling van klagers neus.
In het licht van het vorenstaande kan niet anders worden geoordeeld dan dat het hoofd van de inrichting heeft voldaan aan de in artikel 41 Bvt neergelegde zorgplichten ten aanzien van de medische verzorging van klager. De wijze waarop die zorgplichten
door of namens het hoofd van de inrichting zijn betracht, welke wijze overigens niet als onzorgvuldig kan worden aangemerkt, is niet beklagwaardig.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voorzover dit is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie derhalve niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat het haar wel bevreemdt dat klager voor een relatief eenvoudige ingreep als een neuscorrectie zo lang op de wachtlijst moet staan.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep, voorzover gericht tegen het handelen van artsen.
Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter met verbetering van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, dr. F. Koenraadt en mr. Y.A.J.M. van Kuijck, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 4 augustus 2005.

secretaris voorzitter

nummer: 05/765/TA

betreft : [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 13 juni 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N. Jörg
leden: dr. F. Koenraadt en mr. Y.A.J.M. van Kuijck.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E.W. Bevaart.

Gehoord zijn klager, en namens het hoofd van de tbs-kliniek De Kijvelanden, [...] , waarnemend hoofd behandelingsrapportage. Beiden zijn buiten elkaars aanwezigheid gehoord, daar [...] door ontstane vertraging onderweg niet tijdig ter zitting aanwezig
kon zijn.

Door klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
De internist van de inrichting heeft klager gezegd dat zijn neus gebroken was, maar dat een operatie wel kon wachten. Klager is niet op een wachtlijst voor behandeling geplaatst. Er is toen gedurende een jaar niets gebeurd. Pas bij zijn bezoek aan een
KNO-arts in het Ruwaard van Putten Ziekenhuis te Spijkenisse is hem gezegd dat behandeling medisch noodzakelijk was. Volgens deze arts had klager direct of zeven weken na het incident geholpen kunnen worden. Men had hem meteen op een wachtlijst moeten
zetten en hem eerder naar een KNO-arts moeten laten gaan. Een internist is niet gespecialiseerd in KNO-klachten.

Namens het hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
De inrichting beschikt over twee huisartsen, niet over een internist. Na een incident in de inrichting op 30 mei 2003 heeft klager een hevig bloedende neus opgelopen en was zijn neus gezwollen. De huisarts heeft ernaar gekeken en heeft geadviseerd om
klager na het verdwijnen van de zwellling door een KNO-arts te laten bekijken. Ook de inrichtingstandarts heeft klager bekeken. Op 11 juni 2003 is klager bij de andere huisarts van de inrichting geweest, die contact heeft opgenomen met de aan het
Erasmus Ziekenhuis verbonden KNO-arts. Deze gaf aan dat klager of binnen zeven dagen of binnen een jaar geholpen kon worden. Nu die zeven dagen al voorbij waren, kon klager een jaar wachten. Op 11 november 2003 heeft de huisarts een verwijsbrief naar
de
KNO-arts gezonden, waarna klager op 12 januari 2004 door een KNO-arts is gezien. Deze gaf aan dat er geen medische noodzaak was voor een correctieve ingreep, maar dat klager zijn neus graag rechtgezet wilde hebben. Op 26 april 2004 is klager bij een
plastisch chirurg geweest voor een cosmetische correctieve ingreep. Deze constateerde dat er passagestoornissen waren en dat toch een medische correctieve ingreep noodzakelijk was, op grond waarvan klager is terugverwezen naar de KNO-arts. Na een
herbeoordeling kwam de KNO-arts tot hetzelfde oordeel als de plastisch chirurg en gaf hij aan dat klager in verband met eventuele complicaties daarbij mogelijk zou moeten overnachten in een ziekenhuis. Het hoofd van de inrichting achtte een
overnachting
in een ziekenhuis uit veiligheidsoverwegingen niet verantwoord en heeft uitgezocht dat klager voor de noodzakelijke ingreep in het Penitentiair Ziekenhuis kon worden opgenomen. Klager is vrij snel daarna door de arts-assistent psychiatrie op de
wachtlijst van het Penitentiair Ziekenhuis geplaatst. De inrichting heeft elke maand navraag gedaan naar de stand van zaken totdat klager op 19 april 2005 naar een andere inrichting is overgeplaatst. Bij de laatste navraag stond klager vrij hoog op de
wachtlijst. Klager heeft een zaak tegen zijn behandelaar aangespannen bij het medisch tuchtcollege.

Desgevraagd verklaart de vertegenwoordiger van het hoofd van de inrichting de beroepscommissie nadere informatie te verstrekken inzake de datum van herbeoordeling door de KNO-arts, de datum van klagers plaatsing op de wachtlijst van het Penitentiair
Ziekenhuis en klagers plaats op die wachtlijst bij laatste navraag daarnaar voor klagers overplaatsing naar een andere inrichting.

secretaris voorzitter

Naar boven