nummer: 05/1124/GV
betreft: [klager] datum: 3 augustus 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 11 mei 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Het openbaar ministerie heeft klager zonder een duidelijke aangifte samen met zijn niet capabele
advocaat tot zowat de maximumstraf laten veroordelen. De politie heeft klager door een complot dat sinds 1999 bestaat erin geluisd. De aangeefsters zijn door de politie geïntimideerd en geïnstrueerd. Locatie Alphen aan den Rijn heeft klager ten
onrechte
meerdere malen rapport aangezegd. Klager heeft vier zaken gewonnen bij de beroepscommissie. Het gedetineerdenberaad tracht klagers verlof te saboteren sinds september 2004 met stemmingmakerij over zijn gedrag tegenover personeel. Klager heeft de zorg
voor de opvoeding van drie uit zijn voormalige huwelijk geboren kinderen op zich genomen. Twee van zijn kinderen van 22 jaar en 23 jaar oud wonen nog thuis. Klager is al vier jaar gedetineerd en moet nog een jaar gaan. Niet is gebleken dat klager
mensen
met geweld heeft gemanipuleerd of dat er sprake zou zijn van een psychische stoornis. Familie, de pandit en gedetineerden hebben respect voor klager en zijn gedrag en kennis. Aan zes andere gedetineerden is wel verlof toegekend met een slechte afloop.
Klager wordt al bij voorbaat negatief beoordeeld. Verzocht wordt om klager het voordeel van de twijfel te geven. Vroeg of laat moet hij weer terug naar de maatschappij zonder resocialisatie.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De inrichting heeft een positief advies afgegeven met daaraan verbonden de voorwaarde dat klager zich iedere dag meldt bij het politiebureau. Het openbaar ministerie heeft negatief geadviseerd en de politie heeft eveneens negatief geadviseerd.
Met betrekking tot het voorstel van de inrichting om klager zich frequent te laten melden op het politiebureau tijdens verlof heeft tevoren geen overleg plaatsgevonden met de politie. Dit is zoals thans de stand van zaken is geen reële optie. Klager
heeft zich niet altijd even correct gedragen, gelet op zijn overplaatsing van p.i. Haaglanden naar de locatie Alphen aan den Rijn in verband met vrouwonvriendelijk gedrag. Zijn gedrag is pas sinds kort verbeterd, aldus de rapportage. De angst voor
herhaling bij een verlofadres in een kinderrijke omgeving lijkt niet onterecht, gelet op het feit dat hij in 1999 gedetineerd was op verdenking van het plegen van een soortgelijk feit, waarvoor hij destijds veroordeeld is tot een gevangenisstraf van
zes
maanden. Het kan niet zo zijn dat aan klager op grond van zijn delict geen verlof wordt verleend, maar voor verlofverlening moet toch wel aan een aantal voorwaarden voldaan worden. Overleg zal moeten worden gezocht met de politie dat klager zich daar
op
gezette tijden kan melden en de politie een oogje in het zeil kan houden. Gelet op de genoemde bezwaren wordt verlofverlening nog te vroeg en onvoldoende voorbereid geacht.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Alphen aan den Rijn heeft verklaard dat klagers gedrag pas sinds kort goed te corrigeren is. In het verleden waren er problemen en daarbij ging het vooral om vrouwonvriendelijke uitlatingen. De directeur heeft positief
geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag mits klager zich tijdens zijn verlof iedere dag meldt bij de politie.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft aangegeven dat klager veroordeeld is voor seksueel misbruik van verschillende kinderen tot een langdurige gevangenisstraf. Gelet op de aard en de ernst van de door klager gepleegde feiten,
zal
in de samenleving in het algemeen en bij de directe slachtoffers in het bijzonder grote opschudding ontstaan bij verlofverlening. Er wordt negatief geadviseerd terzake van verlofverlening.
De politie Utrecht heeft verklaard dat het door klager opgegeven adres en omgeving bekeken is door wijkagent en wijkchef en dat negatief geadviseerd wordt terzake van verlofverlening in verband met de kinderrijke omgeving.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zeven jaar, vier maanden en zes maanden met aftrek, wegens zedendelicten gepleegd met kinderen beneden de twaalf jaar en beneden de zestien jaar en met een wilsonbekwame en opzettelijk overtreding van de
Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 17 mei 2006.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Klager is tot een lange gevangenisstraf veroordeeld in verband met onder meer zedendelicten gepleegd met kinderen beneden de twaalf jaar, beneden de zestien jaar en met een wilsonbekwame. De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van
verlofverlening na onderzoek van het verlofadres, dat zich in een kinderrijke omgeving bevindt. Het openbaar ministerie heeft negatief geadviseerd in verband met de ernst en de aard van de delicten en de opschudding die verlofverlening kan veroorzaken
bij slachtoffers en bij de samenleving in het algemeen.
De beroepscommissie overweegt dat bij de beslissing op een verzoek om verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds
het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf. Zij is van oordeel dat voor de door de Minister aangevoerde contra-indicatie voor verlof onvoldoende aanwijzingen zijn.
Zij overweegt hierbij dat de uit de rapportage van de locatie Alphen aan den Rijn naar voren gekomen informatie omtrent klagers gedrag binnen de inrichting hiervoor geen aanknopingspunten biedt. In het verleden bleek klager moeilijk te corrigeren in
zijn vrouwonvriendelijke uitlatingen. Inmiddels is gebleken dat het door klager getoonde gedrag sinds kort goed te corrigeren is. Ten aanzien van het verlofadres merkt de beroepscommissie op dat het weliswaar een kindvriendelijke wijk betreft, doch
dat
niet is gebleken van enige problemen ten aanzien van het specifieke adres waar klager zijn verlof wil doorbrengen. Deze aanwijzing vormt mitsdien eveneens onvoldoende grond om het verlof te weigeren.
Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat aan het belang van klager doorslaggevende betekenis dient te worden toegekend. De afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting moet bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De Minister zal worden opgedragen binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen met
inachtneming van deze uitspraak. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan zijn te maken, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 3 augustus 2005.
secretaris voorzitter