Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1317/GA, 15 augustus 2005, beroep
Uitspraakdatum:15-08-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1317/GA

betreft: [klager] datum: 15 augustus 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 mei 2005 van de beklagcommissie bij de locatie Maashegge te Overloon,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 juli 2005, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouwe mr. H.M.S. Cremers, en de heer H. Bertelink, unit directeur bij de locatie Maashegge.
Klager heeft het beroep bij brief van 25 juli 2005 (nogmaals) nader toegelicht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, in afwachting van een beslissing van de selectiefunctionaris, wegens het onder invloed van alcohol terugkeren van het
weekeindverlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De raadsvrouwe legt een pleitnota over en voert het woord overeenkomstig de inhoud daarvan. Een kopie van die pleitnota is aan deze uitspraak gehecht en de inhoud daarvan geldt als hier ingelast en herhaald. Voorts is nog het volgende aangevoerd.
Klager
erkent dat hij, toen hij van verlof terugkeerde in de inrichting, tegenover de directeur heeft aangegeven tijdens zijn verlof twee glazen wijn gedronken te hebben. Toen hem gevraagd werd wat voor soort wijn, heeft klager aangegeven dat het mousserende
wijn was. Klager was echter in de veronderstelling dat hij daarmee niet in overtreding was. Het betrof immers kinderwijn, die hij samen met zijn kleinkinderen heeft gedronken. Klager zou, als hij alcohol zou hebben gedronken, nooit om een
herhalingsonderzoek gevraagd hebben. Dat zou hem enkel geld gekost hebben, terwijl hij de uitslag wel zou kunnen voorspellen. Klager had daarbij een groot belang om niet naar een gesloten inrichting te worden overgeplaatst. Hij moest zijn zakelijke
belangen behartigen. Door zijn uiteindelijke overplaatsing is dat niet gelukt, waardoor klagers bedrijf failliet is gegaan. Klager heeft verder problemen met het voor de blaastest gebruikte ademanalyseapparaat. Dat apparaat is niet geheel betrouwbaar.
Dat is ook de reden dat de Wegenverkeerswet bij de ademanalyse een ander apparaat vereist. Klager heeft een herhalingsonderzoek (een ademtest of een bloedproef) willen ondergaan maar dit werd hem niet toegestaan. Klager heeft geen beroep ingesteld
tegen
de overplaatsingsbeslissing van de selectiefunctionaris.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is gewaarschuwd dat gebruik van alcoholhoudende drank tijdens het verlof niet is toegestaan. Door hem is bij aanvang van het weekeindverlof een lijst met daarop de geldende voorwaarden ter kennis gebracht. Die lijst heeft hij ook ondertekend.
Toen klager naar aanleiding van de uitslag van de blaastest werd gehoord, heeft hij erkend alcohol te hebben gebruikt. Dat is op het verslag aangetekend en ook in de beschikking vermeld. Bij de ademtest, die werd uitgevoerd met een Dräger
blaastestapparaat, is een uitslag van 640 ug/p aangetroffen. Dat komt overeen met een alcoholpromillage van 1,47 promille. Naar aanleiding daarvan is klager in afzondering geplaatst in afwachting van zijn overplaatsing naar een andere inrichting. In de
inrichting wordt op het vermoeden van gebruik van alcohol geen urinetest uitgevoerd. Reden daarvoor is dat onderzoek naar een exacte alcoholwaarde in urine niet goed mogelijk is. Als er een indicatie is dat een gedetineerde alcohol heeft gebruikt,
wordt
de blaastest uitgevoerd. Indien er een hogere waarde wordt aangetroffen dan 220 ug/p, hetgeen gelijk staat aan 0,5 promille, wordt er gesanctioneerd als had de gedetineerde harddrugs gebruikt. In dergelijke gevallen wordt die gedetineerde tevens
voorgedragen voor overplaatsing naar een andere inrichting.

3. De beoordeling
Uitgegaan kan worden van de volgende feiten.
Op 29 maart 2005 heeft klager, na terugkeer van het weekeindverlof, bij binnenkomst in de inrichting een blaastest moeten ondergaan. Uit die uitslag kwam naar voren dat klager alcoholhoudende drank had gedronken. Tijdens het horen van klager naar
aanleiding van het terzake opgemaakte verslag, heeft klager tegenover de directeur aangegeven tijdens het weekeinde wijn te hebben gedronken. Klager wist dat het gebruik van alcohol tijdens verlof verboden was en tot een overplaatsingsvoorstel voor een
gesloten inrichting kon leiden. Niet aannemelijk is dat hij niet wist, dat de wijn alcohol bevatte. Naar aanleiding van het vorenstaande is aan klager, in afwachting van de beslissing van de selectiefunctionaris op dat selectievoorstel, de onderhavige
ordemaatregel opgelegd.
De vraag die vervolgens beantwoording behoeft is of de aangevallen beslissing van de directeur is genomen in strijd met de wet, dan wel onredelijk of onbillijk moet worden geacht. De beroepscommissie komt tot een ontkennend antwoord. De enkele
verklaring van klager dat hij tijdens het weekeindverlof in strijd met de geldende voorschriften wijn had gedronken, kon voor de directeur aanleiding zijn om klager voor te dragen voor herselectie en aan hem daarom de bestreden ordemaatregel op te
leggen. Zulks geldt temeer nu uit een afgenomen ademonderzoek bleek dat klager alcohol had gebruikt en er nog een alcoholgehalte van 640 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bij klager werd aangetoond.

Hetgeen door of namens klager naar voren is gebracht ten aanzien van de vereisten waaraan een ademanalyse zou moeten voldoen, gaat voorbij aan de omstandigheid dat die eisen gelden voor ademonderzoeken krachtens de Wegenverkeerswet, maar niet voor een
onderdeel van de besluitvorming in gevallen als het onderhavige. Het vorenstaande leidt tot de navolgende beslissing.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. D.J. Dee, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 augustus 2005

secretaris voorzitter

Naar boven