Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1674/GV, 4 augustus 2005, beroep
Uitspraakdatum:04-08-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1674/GV

betreft: [klager] datum: 4 augustus 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 7 juli 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager erkent – door omstandigheden in de persoonlijke sfeer – een aantal taakstraffen niet te hebben
uitgevoerd. Klager heeft nog geprobeerd of hij alsnog zijn taakstraffen mocht uitvoeren maar is daartoe niet meer in de gelegenheid gesteld. Klager verblijft thans in het huis van bewaring (h.v.b.) Zeist. Hij heeft om verlof verzocht om een aantal
belangrijke zaken te kunnen regelen. Daaronder valt ook het aanvaarden van een erfenis, waardoor hij in staat zal zijn zijn openstaande boetes te betalen. Daarnaast heeft zijn moeder financiële hulp nodig en zonder klagers handtekening kan er niets
geregeld worden. Voorts dienen klagers persoonlijke eigendommen, die nog in zijn oude woning liggen, naar de nieuwe woning te worden overgebracht. Indien dat niet gebeurt, worden ze weggegooid. Tenslotte moet klager met de sociale dienst regelen dat
zijn huur betaald zal worden. Klager is tijdens eerdere detenties steeds netjes teruggekeerd van de hem toegekende verloven en strafonderbrekingen. Klager is in het verleden ook al zijn taakstraffen nagekomen. Nù is dat mislukt door persoonlijke
problemen en ziekte. Klager kan, als hij in de gelegenheid wordt gesteld om zijn erfenis te aanvaarden, de nog openstaande boetes betalen. In dat geval zal zijn detentie op 3 september 2005 eindigen. Indien een notaris, voor de aanvaarding van de
erfenis, naar de inrichting zou moeten komen, kost dat klager tenminste € 300,=, welk bedrag klager niet heeft.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 1 juli 2005 is door de Minister een verzoek om strafonderbreking van klager ontvangen. De inrichting heeft de Minister geattendeerd op een eerder afgewezen verzoek om incidenteel verlof. Die afwijzing was mede gelegen in de omstandigheid dat de
politie negatief had geadviseerd ten aanzien van dat verzoek. Klager vraagt om twee dagen strafonderbreking omdat hij een zogenaamde ‘legalisatieverklaring’ moet ondertekenen. Voorts dient hij, zo geeft hij aan, zijn eigendommen uit zijn vorige woning
te verwijderen en ook komt de sociale dienst kennelijk eerder gemaakte afspraken niet na. Klager verblijft als arrestant in het h.v.b. Zeist en ondergaat daar drie straffen van vervangende hechtenis voor het niet verrichten van taakstraffen.
Aansluitend
dient hij, bij gebreke van betaling, nog een vijftal vervangende hechtenisstraffen uit te zitten. Klagers verzoek wordt niet verder ondersteund door andere schriftelijke verklaringen. Klager heeft zich tot drie maal toe niet gehouden aan afspraken bij
het uitvoeren van taakstraffen en daarnaast heeft hij een vijftal geldboeten niet betaald. De omstandigheid dat klager thans geen handtekening kan zetten ter aanvaarding van een erfenis is lastig en kan vertragend werken, maar dit kan in de ogen van de
minister wachten tot na klagers detentie. Met betrekking tot klagers goederen en zijn problemen met de sociale dienst is de Minister van mening dat klager dit mogelijk ook telefonisch dan wel schriftelijk kan regelen

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het h.v.b. Zeist heeft niet geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking.
De politie Amsterdam, District 4, wijkteam Balistraat, heeft op 27 juni 2005 negatief geadviseerd op een eventuele verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een straf van vervangende hechtenis voor het niet naar behoren verrichten van een opgelegde taakstraf van 51 dagen. Aansluitend dient hij andermaal een straf van vervangende hechtenis van 15 dagen voor het niet naar behoren verrichten
van een opgelegde taakstraf te ondergaan. Deze vervangende hechtenis eindigt op 3 september 2005. Aansluitend dient hij eventueel een vijftal straffen van subsidiaire hechtenis van in het totaal 10 dagen te ondergaan.

Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI (hierna: de Regeling), kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de
persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
De beroepscommissie stelt voorop dat zij niet aannemelijk acht dat klagers persoonlijke omstandigheden zodanig zijn dat het einde van zijn detentie (in het meest ongunstige geval op 13 september 2005) niet zou kunnen worden afgewacht. Klager heeft
weliswaar een aantal omstandigheden aangevoerd, maar door hem is onvoldoende feitelijk onderbouwd waarom zijn directe persoonlijke betrokkenheid dringend gewenst is. Zo kan hij een groot deel van de door hem te regelen zaken schriftelijk dan wel
telefonisch regelen en daarnaast is het aanvaarden van een erfenis ook mogelijk tijdens een verblijf in de inrichting. De omstandigheid dat dit eventueel leidt tot extra kosten voor klager, doet daaraan niet af. Nu er daarnaast ook nog een negatief
advies van de politie uit klagers woonplaats voorligt, moet worden geoordeeld dat de beslissing van de Minister niet in strijd is met de wet en dat deze beslissing bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of
onbillijk
kan worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 augustus 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven