Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0816/TA, 12 augustus 2005, beroep
Uitspraakdatum:12-08-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/816/TA

betreft: [klager] datum: 12 augustus 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.O. Roosjen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 april 2005 van de beklagcommissie bij de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 juli 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn klager, zijn raadsman mr. S.O. Roosjen en de vertegenwoordiger van het hoofd van inrichting, niet verschenen, hetgeen zij tevoren
schriftelijk
hadden aangekondigd.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het onderzoek aan klagers lichaam en kleding.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er waren geen gronden om klager aan zijn lichaam en kleding te onderzoeken. Hij heeft al jarenlang geen drugs meer gebruikt en er was ook geen
aanleiding om te veronderstellen dat hij via anderen met drugshandel te maken zou hebben. Er was geen sprake van terugkomen in de kliniek daar hij steeds op het terrein van de kliniek is gebleven. Het sportterrein maakt deel uit van de inrichting zodat
het verlaten van een inrichtingsgebouw en het zich begeven op het sportterrein niet kan worden beschouwd als het verlaten van de inrichting. Als het voor hem duidelijk was geweest dat het zich begeven op het terrein van de kliniek met zich mee zou
kunnen brengen dat hij zou worden gevisiteerd, zou hij ervoor gekozen hebben om niet naar dit terrein toe te gaan, gelet op vervelende ervaringen in het verleden. Als de directeur op basis van artikel 23 Bvt reeds over de bevoegdheid zou beschikken om
klager in de onderhavige situatie te laten onderzoeken dan had een aanpassing van het drugsbeleid om een dergelijk onderzoek mogelijk te maken achterwege kunnen blijven. Het kan niet anders of er is in casu sprake van een uitbreiding van de controles.
Daarvoor bestond in het geval van klager geen enkele rechtvaardiging.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep gepersisteerd bij het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
Artikel 23 Bvt biedt het hoofd van de inrichting de bevoegdheid om een tbs-gestelde aan het lichaam en aan zijn kleding te onderzoeken indien er sprake is van feiten en omstandigheden die de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting in
gevaar brengen. Uit de Memorie van toelichting op artikel 23 Bvt volgt dat deze feiten en omstandigheden individueel kunnen zijn maar ook een bepaalde afdeling kunnen betreffen. Het onderzoek kan ook steekproefsgewijs worden verricht.

Namens het hoofd van de inrichting is aangevoerd dat begin december 2004 is besloten tot extra controles ten opzichte van verpleegden en hun bezoek, in verband met de enorme toename van de aanwezigheid van en de handel in drugs, waaronder hard drugs.
Dit is als volgt vastgelegd in het protocol urineonderzoek: “Meer uitgebreide toegangscontrole van alle patiënten (ook transmurale patiënten) die terugkomen in de kliniek (w.o. het Kempehuis)”.
De beroepscommissie is van oordeel dat met ‘kliniek’ bedoeld wordt het gebouw van de kliniek alwaar de verblijfsafdeling zich bevindt; zij acht dit onderdeel van het protocol niet in strijd met het in artikel 23 Bvt gestelde. Hetgeen in beroep is
aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. J.M. van der Vaart en drs. B. van Dekken, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 augustus 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven