Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1138/GA, 23 augustus 2005, beroep
Uitspraakdatum:23-08-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1138/GA

betreft: [klager] datum: 23 augustus 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 mei 2005 van de beklagcommissie bij de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 augustus 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. T.S. Kessel, en [...], unit-directeur bij voormelde locatie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen, met cameratoezicht, wegens agressief gedrag jegens zijn celgenoot en wegens het vertonen van suïcidaal gedrag.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager handhaaft zijn standpunt als ingenomen tegenover de beklagcommissie. Hem is geen verslag aangezegd. Klager zou geen beklag hebben ingediend indien hem een maatregel zou zijn opgelegd voor gedrag waarvoor hijzelf verantwoordelijk kan worden
gehouden. Klager heeft achteraf te horen gekregen dat er fouten zijn gemaakt en dat bekend had moeten zijn dat klager niet in een meerpersoonscel geplaatst had mogen worden. Binnen één dag na binnenkomst in de meerpersoonscel is dit probleem ontstaan.
Klager heeft thans geen problemen meer met die gedetineerde. Klager begrijpt de meldingen van het personeel niet. Klager is niet suïcidaal. Ook heeft hij geen brand willen stichten. Doordat hij een brief wilde verbranden, ging het brandalarm af. Daar
is
hij toen voor gewaarschuwd. Hij heeft een normale verhouding met zijn vader. Klagers moeder is in Nederland begraven en de enige opmerking daarover is geweest, dat hij zijn moeder in overleg met de familie in Suriname zou willen laten begraven. Klager
heeft zijn celgenoot niet bedreigd. Hij gebruikt geen drugs of medicijnen. Klager werd bij dit voorval door acht personeelsleden uit de cel gehaald en naar de observatiecel overgebracht. Aan hem is toen medegedeeld dat hij vier dagen afzondering kreeg.
Na ommekomst van die vier dagen kreeg hij de beslissing van de directeur uitgereikt. Ook heeft hij toen voor het eerst de inrichtingspsycholoog gesproken. Omdat de directeur niet heeft voldaan aan de wettelijke hoorplicht, moet de bestreden beslissing
nietig worden geacht. Voorts is een afschrift van die beslissing niet onverwijld aan klager uitgereikt. Aannemelijk moet worden geacht dat de beslissing hem op de dag van het indienen van het klaagschrift, dat was op 29 maart 2005, is uitgereikt.
Verder
is niet gebleken dat de directeur de beklagcommissie en de inrichtingsarts op de hoogte heeft gesteld van de opgelegde ordemaatregel.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is niet enkel op basis van de verklaring van zijn celgenoot in afzondering gezet. Er waren ten aanzien van klager geen verslagen opgemaakt. Wel lagen er enkele meldingen voor omtrent klager. Die meldingen zijn door de directeur betrokken bij
zijn
beslissing. Voorafgaand aan de afzondering is er overleg geweest met de inrichtingspsycholoog en de medische dienst. Klager was bezig met de afbouw van zijn medicatie, waardoor neveneffecten konden optreden. Nadat hij in afzondering was geplaatst, is
hem medegedeeld dat de betreffende ordemaatregel aan hem is opgelegd en wat de reden daarvoor was. Klager is toen in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren. Op 29 maart 2005 kon klager blijkens het advies van de psycholoog terug naar de
afdeling.
De directeur gaat er vanuit, mede omdat hij de betreffende schriftelijke beslissing zelf heeft aangemaakt, dat de schriftelijke mededeling nog op dezelfde dag is uitgereikt als waarop de ordemaatregel is opgelegd.

3. De beoordeling
Anders dan door klager en zijn raadsman is aangevoerd, acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk dat de directeur de bestreden ordemaatregel heeft opgelegd naar aanleiding van een aantal meldingen omtrent klager en nadat door hem contact is
opgenomen met de inrichtingspsycholoog en de medische dienst van de inrichting. Ook acht zij, mede gelet op hetgeen door de directeur naar ter zitting naar voren is gebracht, voldoende aannemelijk dat klager door de directeur is gehoord alvorens de
ordemaatregel daadwerkelijk werd opgelegd en dat aan klager de schriftelijke mededeling van de oplegging van de bestreden ordemaatregel onverwijld is uitgereikt. Hetgeen voorgaande maakt dat niet kan worden gezegd dat de bestreden beslissing van de
directeur is genomen in strijd met een in de inrichting geldend wettelijk voorschrift, noch dat die beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Dat maakt dat het beroep ongegrond
zal
worden verklaard met bevestiging van de uitspraak van de beklagcommissie.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, L. Diepenhorst en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 23 augustus 2005

secretaris voorzitter

Naar boven