Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1474/GB, 9 september 2005, beroep
Uitspraakdatum:09-09-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 05/1474/GB

Betreft: [klager] datum: 9 september 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.M.L.G. de Jong, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 juni 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman, op 26 augustus 2005 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) Maashegge te Overloon ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 8 juli 2003 gedetineerd. Op 3 juni 2005 is hij vanuit de gevangenis Maashegge te Overloon, een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.), ter herselectie overgeplaatst naar het h.v.b. Overloon. Zijn v.i.-datum is bepaald op 16 juni 2006.

3. De standpunten
3.1. Klagers raadsman heeft - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
De bestreden beslissing is gebaseerd op een rapport van 1 juni 2005 van de heer [A], waarin staat dat hij is gebeld door de advocaat-generaal van het ressortparket te Den Haag. De advocaat-generaal was op zijn beurt weer gebeld door de advocaat van het
slachtoffer in de strafzaak van klager. Het gaat dus om informatie uit de derde hand. Overigens bevat het rapport nog een feitelijke onjuistheid: er was één slachtoffer in de strafzaak van klager, terwijl in het rapport over slachtoffers wordt
gesproken.
Volgens het rapport zou klager contact hebben gehad met het zoontje van het slachtoffer. Dit zoontje is voortgekomen uit een verkrachting van het slachtoffer door de broer van klager. Wat klagers broer doet of heeft gedaan, is in deze zaak niet van
belang. Het is juist dat klager met dit zoontje heeft gesproken, maar daarmee heeft hij nog niet de voorwaarde verbonden aan zijn plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting, overtreden.
Als voorwaarde was gesteld dat klager direct noch indirect contact mocht zoeken met het slachtoffer in zijn strafzaak. In de bestreden beslissing wordt het zoontje als “indirect slachtoffer” opgevoerd. In de gestelde voorwaarde wordt echter niet
gesproken over een verbod met een indirect slachtoffer. Dit nog los van de vraag wat een indirect slachtoffer is of indirect contact met het slachtoffer inhoudt. Waar het om gaat is dat klager in geen enkel opzicht contact heeft gezocht met het
slachtoffer. Hij heeft de gestelde voorwaarde, kortom, niet overtreden.

Klager heeft hier – zakelijk weergegeven – nog het volgende aan toegevoegd.
Eén keer per jaar wordt er een grootschalig Kaapverdiaans voetbaltoernooi voor volwassenen georganiseerd. Ten tijde van dat toernooi, waar zo’n acht tot negenduizend man publiek op afkomt, genoot klager verlof. Zijn neefje vroeg hem om naar het
toernooi
te gaan kijken. Klager deed dat en kwam daar één van zijn zoontjes tegen. Op enig moment kwam zijn kleine neefje, het zogezegde indirecte slachtoffer, aanlopen. Hij groette klager. Klager kon zich omdraaien en weglopen, maar deed dat niet en sprak
even,
zo’n vijf minuten, met zijn kleine neefje. Hij had er geen flauw benul van dat hij daarmee een voorwaarde zou hebben overtreden. Het slachtoffer in zijn strafzaak heeft hij niet gezien of gesproken. Achteraf heeft hij het gevoel dat “anderen” het
kleine
neefje misschien wel naar hem toe hebben gestuurd.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is onder een bijkomende voorwaarde in een b.b.i. geplaatst. Klager mocht direct, noch indirect contact hebben met het slachtoffer. Via de advocaat van het slachtoffer werd het openbaar ministerie geïnformeerd over een incident dat zich had
voorgedaan. Naar het oordeel van de selectiefunctionaris volgt uit de stukken dat klager indirect contact met het slachtoffer heeft gehad, terwijl klager bovendien had moeten voorzien dat zijn handelen tot onrust zou (kunnen) leiden bij het
slachtoffer.

4. De beoordeling
4.1. Klager, die als passant ter herselectie in een h.v.b. is geplaatst, behoort, gelet op artikel 9, tweede lid, Pbw, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. De beroepscommissie stelt vast dat de selectiefunctionaris klager op 8 november 2004 heeft geselecteerd voor de gevangenis Maashegge en dat hij daaraan de volgende voorwaarde verbond: “Als bijkomende voorwaarde wordt door het OM en mij gesteld
dat u geen direct of indirect kontakt zoekt met het slachtoffer in uw strafzaak”.

De beroepscommissie stelt voorts vast dat klager tijdens een voetbaltoernooi kort heeft gesproken met het zoontje van het slachtoffer.

4.3. De beroepscommissie komt tot het oordeel dat niet gezegd kan worden dat klager door een niet door hem gepland contact met het zoontje van het slachtoffer de gestelde voorwaarde heeft overtreden. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde
beslissing van de selectiefunctionaris kan, nu de daaraan ten grondslag gelegde motivering onvoldoende is gebleken, niet in stand blijven. De bestreden beslissing dient derhalve te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een
nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.J. van Oostveen, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 9 september 2005

secretaris voorzitter

Naar boven