Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1428/GA, 23 augustus 2005, beroep
Uitspraakdatum:23-08-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1428/GA

betreft: [klager] datum: 23 augustus 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Haarlem,

gericht tegen een uitspraak van 31 mei 2005 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 augustus 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is de heer [...], unit-directeur bij de locatie Haarlem, gehoord. Klager, die inmiddels in vrijheid is, is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in de eigen cel, wegens belediging en aantasting van de goede naam van een vrouwelijk personeelslid.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard voorzover de duur van de opgelegde disciplinaire straf de vier dagen te boven is gegaan en heeft aan klager terzake van die gegrondverklaring een tegemoetkoming toegekend van € 22,50, één en ander
op
de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur verwijst allereerst naar de gronden zoals deze staan vermeld in het beroepschrift. Indien er sprake is van een belediging van een personeelslid in een één op één-situatie, zal er door het personeelslid in eerste instantie verbaal worden
gereageerd en niet direct een verslag worden aangezegd. In dit geval gebeurde één en ander echter in een volle werkzaal. Door de directeur is bij zijn beslissing rekening gehouden met de speciale omstandigheden van het geval. Het betrof hier een jong,
vrouwelijk personeelslid, dat nog maar kort in de inrichting werkzaam was. Zij voelde zich door deze opmerking ernstig in haar goede naam aangetast.
Gelet op die omstandigheden acht de directeur de door hem opgelegde disciplinaire straf niet disproportioneel. De directeur is van mening dat de beklagcommissie zich dient te beperken tot een marginale toetsing van de beslissing van de directeur. Het
betreffende personeelslid heeft met deze uitspraak van de beklagcommissie problemen gehad. Zij vond dat zij onvoldoende werd gesteund. Dat is mede reden geweest voor het instellen van het beroep.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Uit het terzake opgemaakte verslag kan blijken dat klager ten overstaan van de daar aanwezige medegedetineerden tijdens de arbeid tegenover een medewerkster van de inrichting een – voor haar – krenkende opmerking heeft geplaatst. Hoewel klager heeft
verklaard dat het hier slechts een grap betrof, acht de beroepscommissie aannemelijk en begrijpelijk dat de betreffende medewerkster zich door die opmerking beledigd en in haar goede naam aangetast heeft gevoeld. Dit gedrag rechtvaardigt, zoals reeds
door de beklagcommissie is geoordeeld, de oplegging van een disciplinaire straf. Ten aanzien van de duur van de opgelegde disciplinaire straf geldt dat de directeur, gelet op de omstandigheid dat het voorval plaatsvond in aanwezigheid van een aantal
gedetineerden en het hier een jong en nog relatief onervaren personeelslid betrof, in dit geval op goede gronden heeft kunnen afwijken van de tarieven die in de zogenaamde tarieflijsten voor het sanctiebeleid van de locatie Haarlem staan vermeld. Die
mogelijkheid om van die tarieven af te wijken staat overigens uitdrukkelijk vermeld in onderdeel a van die lijsten. Hetgeen hiervoor is overwogen maakt dat de beslissing van de directeur niet is genomen in strijd met een in de inrichting geldend
voorschrift, terwijl die beslissing ook – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet onredelijk of onbillijk moet worden geacht. De beslissing van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en het beklag dient alsnog in zijn
geheel ongegrond te worden verklaard.
Nu het beklag ongegrond zal worden verklaard, is de toekenning van een tegemoetkoming niet meer aan de orde.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, L. Diepenhorst en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 23 augustus 2005

secretaris voorzitter

Naar boven