Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1408/GV, 15 augustus 2005, beroep
Uitspraakdatum:15-08-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1408/GV

betreft: [klager] datum: 15 augustus 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 juni 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. E. Boskma om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof (vooralsnog) afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Klager heeft acht maanden in voorlopige hechtenis verbleven, welke voorlopige hechtenis
aansluitend
is geschorst. Op 31 januari 2005 heeft klager zich in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) moeten melden en moest toen nog 12 maanden detentie ondergaan. Op een bepaald moment werd aan klager en drie kamergenoten door de directeur medegedeeld dat
er een grote hoeveelheid verdovende middelen op hun kamer was aangetroffen. Klager heeft tegenover de directeur aangegeven dat hij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij die verdovende middelen. Klager is terzake door rechercheurs van de politie
Noord Holland Noord gehoord. Blijkens een mededeling van de officier van justitie is klager buiten vervolging gesteld wegens gebrek aan wettig bewijs. Op 21 mei 2005 is tegen klager een aantal ordemaatregelen getroffen. Klagers verlof is ingetrokken,
zijn baantje is hij kwijt geraakt en hij is overgeplaatst naar een andere kamer. Omdat klager tegenover de politie heeft aangegeven dat bepaalde andere gedetineerden betrokken waren bij die verdovende middelen, is hij bedreigd door een neef van één van
die door hem genoemde personen. Klager is toen aangevallen met een mes en heeft zich daartegen verdedigd. Klager is vervolgens overgebracht naar een isoleercel. De directeur heeft, na klager te hebben gehoord, besloten dat klager uit
veiligheidsoverwegingen moest worden overgeplaatst naar een andere inrichting. Klager heeft een klaagschrift ingediend tegen de beslissingen van de directeur maar hij is overgeplaatst naar de locatie Zwaag, waaruit klager het onderhavige verzoek om
algemeen verlof heeft ingediend. De selectiefunctionaris heeft zijn beslissing op dat verzoek opgeschort. Klager is het daar niet mee eens. Hij heeft tweemaal eerder verlof gehad en dat is steeds goed verlopen. Ook binnen de inrichting heeft hij goed
gefunctioneerd. Door klagers raadsman is een verklaring van een medegedetineerde overgelegd. Daaruit kan blijken dat klager niet de agressor is geweest maar dat de agressie door zijn medegedetineerde is uitgelokt.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 12 mei 2005 ingesloten in de locatie Zwaag na een vooralsnog mislukt verblijf in de b.b.i. Westlinge. Klager was betrokken bij een vechtpartij en wordt door de directeur aangewezen als verantwoordelijke voor de aanwezigheid van een grote
hoeveelheid softdrugs op zijn verblijfspaviljoen. Door de directeur is terzake aangifte gedaan en uit het vooronderzoek is gebleken dat er onvoldoende bewijs was om een strafrechtelijke vervolging in te stellen. Klager is in beklag gegaan en dat beklag
moet nog door de beklagcommissie worden behandeld. Klager komt op zich in aanmerking voor deelname aan de regeling voor algemeen verlof. Hoewel er geen strafrechtelijke vervolging zal plaatsvinden, laat dit onverlet dat de beklagprocedure nog loopt en
zeer wel tot een ander resultaat kan komen dan de strafrechtelijke procedure. Om die reden heeft de Minister de verlofaanvraag van klager vooralsnog afgewezen en zal hij deze wederom in behandeling nemen nadat de beklagcommissie uitspraak zal hebben
gedaan.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van dertig maanden met aftrek, wegens (kortweg) diefstal. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 27 januari 2006.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt vast dat klager in het kader van de penitentiaire wet- en regelgeving verdacht wordt betrokken te zijn geweest bij het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid verdovende middelen in de inrichting en van een vechtpartij met
een medegedetineerde. Hoewel klager terzake van zijn betrokkenheid bij die verdovende middelen strafrechtelijk gezien buiten vervolging is gesteld wegens gebrek aan wettig bewijs, laat dit de mogelijkheid onverlet dat hij in het kader van de
beklagprocedure – die gestoeld is op de Pbw, welke wet een ander bewijsregime kent dan het Wetboek van Strafvordering – wel betrokken kan worden geacht bij dat voorhanden hebben van die softdrugs. Daarnaast dient klagers betrokkenheid bij een
vechtpartij nog te worden onderzocht.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden vooralsnog een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening. De Minister heeft derhalve op goede gronden kunnen beslissen dat verlof vooralsnog af te wijzen. Nu de Minister heeft
aangegeven klagers aanvraag voor algemeen verlof andermaal te zullen behandelen nadat de beklagcommissie uitspraak zal hebben gedaan op het beklag, moet die beslissing van de Minister ook niet onredelijk en onbillijk worden geacht. Het beroep zal
daarom
ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 augustus 2005

secretaris voorzitter

Naar boven