Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1668/GV, 15 augustus 2005, beroep
Uitspraakdatum:15-08-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1668/GV

betreft: [klager] datum: 15 augustus 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. van der Goot, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 juli 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede voornoemde mr. T. van der Goot om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klager incidenteel verlof onder bewaking verleend voor het brengen van een afscheidsbezoek aan zijn overleden grootmoeder.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht.
Het verzoek van klager is gebaseerd op artikel 24 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Klager wilde bij de uitvaart aanwezig zijn. De directeur van de inrichting heeft bij brief van 15 juli 2005 laten weten geen bezwaren te hebben,
maar
als voorwaarde aan inwilliging te verbinden de uitdrukkelijke toestemming van het OM. Het OM heeft (mondeling) laten weten in het verzoek toe te stemmen, maar dat praktische redenen aan de uitvoering in de weg stonden. Gelet op artikel 32 van de
Regeling had niet de Minister, maar de directeur de beslissing moeten nemen. Voornoemde Regeling biedt de directeur geen ruimte om voorwaarden, zoals de uitdrukkelijke toestemming van het OM, aan inwilliging te verbinden. Indien praktische problemen in
verband met de beveiliging er toe hebben geleid dat klager de uitvaart niet heeft kunnen bijwonen, kan dat klager niet aangerekend worden. Namens klager was aangegeven dat klager gehaald en gebracht kon worden door familieleden. Bovendien was de
directeur lovend over klager, zijn gedrag en de wijze waarop hij afspraken nakomt. Voorts wordt verwezen naar een uitspraak van het Europese Hof voor de rechten van de mens van 12 november 2002 (Ploski tegen Polen), waarin werd geoordeeld dat de
verdachte ten onrechte niet in de gelegenheid was gesteld de begrafenis van zijn ouders bij te wonen. Ook in de zaak van klager is sprake van gezinsleven in de zin van het EVRM, welk recht geëerbiedigd dient te worden. Gelet op het standpunt van het
Europese Hof moet een belangenafweging worden gemaakt waarbij alle alternatieven moeten worden onderzocht, in het geval van klager alle alternatieven om hem in de gelegenheid te stellen de uitvaart bij te wonen. Klagers verzoek had primair tot doel om
afscheid te nemen van zijn grootmoeder, maar ook om steun te bieden aan zijn naaste familieleden, kennissen en vrienden.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 12 juli 2005 werd verzocht om incidenteel verlof voor klager in verband met het overlijden van zijn oma. Hij wilde in de gelegenheid gesteld worden om afscheid te nemen. De begrafenis vond plaats op 16 juli 2005. Klager is ingesloten op een
TBS-maatregel en is passant TBS. Klagers advocaat merkt op dat dit voor brandstichting is en niet voor een geweld- of zedendelict. Aangezien door het OM geen executie-indicator is afgegeven, is er geen advies van het OM. Klagers advocaat heeft
kennelijk
wel overleg gehad met de officier van justitie en die heeft aangegeven dat op korte termijn geen bewaking is te realiseren voor het bijwonen van een begrafenis. Als bewaking is geïndiceerd, is het bijwonen van de uitvaart uitgesloten. De
beslissingsbevoegdheid is neergelegd in artikel 32 van de Regeling. Klager valt onder de bijzondere categorie van lid 2 onder a van dat artikel. Klager is in de gelegenheid gesteld om onder begeleiding afscheid te nemen van zijn oma. Begeleiding vindt
altijd plaats door DV&O en niet, zoals de advocaat voorstelde, door de advocaat of familie van betrokkene.

3. De beoordeling
Klager is onherroepelijk veroordeeld tot TBS en verblijft als passant TBS in het huis van bewaring De Grittenborgh te Hoogeveen.

Artikel 32, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting bepaalt onder meer dat de Minister beslist op een verzoek als het onderhavige indien het een gedetineerde betreft die behoort tot een bijzondere categorie als bedoeld in het
tweede lid. Tot een dergelijke bijzondere categorie behoren blijkens het tweede lid onder a van dat artikel onherroepelijk veroordeelden aan wie de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging is opgelegd. Gelet hierop is in dit geval
slechts de Minister beslissingsbevoegd en treft het beroep in zoverre geen doel.

Op grond van artikel 24, eerste lid, kan incidenteel verlof onder meer worden verleend voor een bezoek in verband met het overlijden van een grootouder van de gedetineerde. Het tweede lid bepaalt dat het bezoek kan bestaan in het bijwonen van de
uitvaart, een rouwbezoek danwel een bezoek aan graf of columbarium. Ingevolge het derde lid is het bijwonen van de uitvaart uitgesloten indien bewaking is aangewezen.

De beroepscommissie is van oordeel dat de voorwaarde van bewaking bij het verlenen van incidenteel verlof aan klager, gelet op het feit dat hij tot TBS is veroordeeld en in afwachting is van plaatsing in een kliniek, niet onredelijk of onbillijk is.
Het
bijwonen van de uitvaart was voor klager derhalve uitgesloten. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 15 augustus 2005

secretaris voorzitter

Naar boven