Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1721/GB, 5 september 2005, beroep
Uitspraakdatum:05-09-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 05/1721/GB

Betreft: [klager] datum: 5 september 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 juli 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers bezwaarschrift gericht tegen de beslissing om klager niet langer in aanmerking te laten komen voor plaatsing in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) De Marstal te Zeeland en klagers verblijf in de
gevangenis Lelystad te continueren, ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 28 juli 2004 gedetineerd. Hij verbleef in de penitentiaire inrichting Ter Apel. Op 4 februari 2005 is hij geplaatst in de gevangenis Lelystad, waar een regime van algehele gemeenschap geldt. Klager is geselecteerd voor de z.b.b.i. De
Marstal. Deze plaatsing is niet gerealiseerd. Klagers v.i.-datum valt op 9 september 2005.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager had verzocht om overplaatsing naar Brabant om een confrontatie te voorkomen. Hij heeft geen enkele behoefte om in contact te treden met zijn ex-echtgenote. Zij staat graag in het middelpunt van de belangstelling en heeft een mediahetze jegens
klager ontketend. Klager heeft terzake klachten ingediend bij de pers, politie en justitie. Ook haar vroegere ex-echtgenoot belandde in de gevangenis als gevolg van haar valse aantijgingen. Klager heeft geen enkel strafbaar feit gepleegd en heeft ook
niet het voornemen daartoe en wil op geen enkele wijze contact met zijn ex-echtgenote hebben. Hij verzoekt om hem alsnog over te plaatsen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager was aanvankelijk geselecteerd voor plaatsing in een z.b.b.i.. Echter bij de inrichting kwamen signalen en telefoontjes binnen dat klager zijn ex-echtgenote met de dood zou bedreigen. Om die reden is nader onderzoek ingesteld. De ex-echtgenote,
die door klager ernstig is mishandeld en waarvoor klager ook veroordeeld is, heeft haar verhaal gedaan in een tv-programma. Door een kamerlid zijn vragen gesteld met betrekking tot de eerdere beslissing om klager in een z.b.b.i. te plaatsen. Het
verlenen van vrijheden van klager in dit stadium van zijn straf zou voor grote maatschappelijke onrust kunnen zorgen. Daarnaast heeft de advocaat-generaal negatief geadviseerd in verband met de mogelijke maatschappelijk onrust. De zaak heeft zoveel
publiciteit gekregen dat het verlenen van vrijheden voor klager op dit moment met grote zekerheid grote maatschappelijke beroering teweeg zou brengen.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt
beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. Klager is veroordeeld voor een poging tot doodslag ten aanzien van zijn ex-echtgenote. Hij is, gelet op zijn gedrag in de inrichting, aanvankelijk geselecteerd voor plaatsing in een z.b.b.i.. In de inrichting zijn vervolgens signalen vernomen
dat klager bedreigingen heeft geuit naar zijn ex-echtgenote. De advocaat-generaal heeft negatief geadviseerd terzake van het toekennen van vrijheden aan klager in verband met het risico voor maatschappelijke onrust. Inmiddels heeft de kwestie van het
eventueel toekennen van vrijheden aan klager in de belangstelling van de media gestaan en zijn er terzake in de Tweede Kamer vragen gesteld. Gelet op het hiervoor vermelde en met name het risico van maatschappelijke onrust dat aan plaatsing in een
z.b.b.i. en de daarmee samengaande regimaire verlofverlening in de weg staat, is de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 5 september 2005

secretaris voorzitter

Naar boven