Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1551/GA, 19 september 2005, beroep
Uitspraakdatum:19-09-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1551/GA

betreft: [klager] datum: 19 september 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingdiend door mr. J. van Leers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 juni 2005 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) Overmaze te Maastricht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 augustus 2005, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is klager gehoord. Klagers raadsman en de directeur van het h.v.b. Overmaze zijn met bericht van verhindering niet verschenen. Bij brief van 29
augustus 2005 is de directeur van voormeld h.v.b. een aantal vragen voorgelegd, die hij bij brief van 6 september 2005 heeft beantwoord. Een kopie van deze laatste brief is ter kennisneming naar klager en zijn raadsman gestuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van een sporttas.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten tijde van de behandeling van zijn klaagschrift, bevond klager zich op vrije voeten. Hij was verslaafd en leefde op straat. Hij stond weliswaar bij zijn moeder ingeschreven, maar kwam daar nooit. Zijn raadsman mr. J. van Weers zou zijn belangen voor
de beklagcommissie behartigen. Zijn raadsman heeft contact gehad met mevrouw [...] van de commissie van toezicht, die aangaf dat het niet nodig was dat zijn raadsman naar de zitting zou komen. Nu is klager echter niet-ontvankelijk verklaard in zijn
beklag, omdat hij en zijn raadsman niet waren verschenen. Klager is het daar niet mee eens.
Inhoudelijk voegt klager hier het volgende aan toe. Hij werd destijds op Schiphol aangehouden. Hij had toen twee sporttassen in zijn bezit, een blauwe sporttas van het merk Nike en een zwarte sporttas. Deze tassen zijn meegegaan van Schiphol naar het
detentiecentrum Roermond. Dat heeft klager zelf gezien. Vanuit Roermond is hij overgeplaatst naar het h.v.b. Maastricht en van daaruit is hij geplaatst in de gevangenis Alphen aan den Rijn. Daar constateerde hij dat hij één sporttas miste en wel de
blauwe sporttas van het merk Nike. Daar zat allemaal kleding in. Het gaat in totaal om een aardig bedrag. Hij begrijpt niet waarom hij niet wordt geloofd. Hij maakt er na al die tijd toch niet voor niets nog steeds een punt van. Dat zou hij toch niet
doen als hij niets zou missen. Hij begrijpt niet waarom er geen navraag bij Schiphol is gedaan. Het moet toch eenvoudig zijn na te gaan dat hij bij zijn aanhouding in het bezit was van twee sporttassen. Alles wordt daar namelijk opgeschreven. Bij zijn
vertrek uit Roermond en zijn aankomst in Maastricht heeft hij weliswaar verschillende papieren getekend, maar hij heeft daarbij meteen opgemerkt dat hij zijn blauwe sporttas miste. Hij heeft in Maastricht regelmatig navraag gedaan.

De directeur heeft bericht te volharden in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. Bij brief van 29 augustus 2005 is de directeur verzocht om, eventueel door tussenkomst van zijn collega bij het detentiecentrum Roermond, navraag te doen
bij Schiphol teneinde antwoord te krijgen op de vraag of klager bij zijn aanhouding daadwerkelijk over twee sporttassen beschikte, waaronder een blauwe sporttas van het merk Nike.
Bij brief van 6 september 2005 bericht de directeur dat de badafdeling van het detentiecentrum Schiphol-Oost desgevraagd een kopie van een zogenoemd intakeformulier heeft toegezonden. Op dit formulier staan twee tassen vermeld, in de kleuren zwart en
blauw. Het merk van deze tassen is niet bekend. Het formulier maakt tevens inzichtelijk dat deze tassen op 9 september 2004 bij klagers overplaatsing naar het detentiecentrum Roermond zijn overgedragen.

3. De beoordeling
Het enkele feit dat klager en zijn raadsman niet bij de behandeling van het klaagschrift ter zitting van de beklagcommissie zijn verschenen, brengt niet met zich dat klager om die reden niet-ontvankelijk is in zijn beklag. De beroepscommissie zal de
uitspraak van de beklagcommissie dan ook vernietigen en het beklag inhoudelijk beoordelen.

Gelet op de nadere inlichtingen van de directeur gaat de beroepscommissie er vanuit dat op 9 september 2004 twee tassen van klager, een zwarte en een blauwe, aan het detentiecentrum Roermond zijn overgedragen. Gelet op de overige stukken en het
verhandelde ter zitting, is voor de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat de blauwe tas de door klager vermiste blauwe sporttas van het merk Nike betreft. Hoewel onduidelijk blijft hoe en waar deze tas nu precies in het ongerede is
geraakt
– en wie daarvoor verantwoordelijk moet worden gehouden –, is zij van oordeel dat die onduidelijkheid niet in het nadeel van klager mag werken. Om die reden zal de beroepscommissie klagers beklag alsnog gegrond verklaren. Aan klager zal een
tegemoetkoming worden toegekend van € 25,=, gelet op voormelde onduidelijkheid om praktische redenen te voldoen door de directeur van het h.v.b. Overmaze. Hierbij zij aangetekend dat een tegemoetkoming niet is bedoeld als schadevergoeding, voor het
verkrijgen waarvan andere wegen openstaan. Zo kan klager ingevolge de circulaire van 13 augustus 1993, kenmerk 383893/93/DJ, een verzoek om schadevergoeding richten aan de directeur van de desbetreffende inrichting, terwijl hij zich ook kan wenden tot
de civiele rechter.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=, te voldoen als voormeld.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 19 september 2005

secretaris voorzitter

Naar boven