Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1501/TA, 16 september 2005, beroep
Uitspraakdatum:16-09-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1501/TA

betreft: [klager] datum: 16 september 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 juni 2005 van de beklagcommissie bij de TBS-kliniek De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman mr. D.W.H.M. Wolters, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de sterke vermindering in het inkomen door een wijziging van het zak- en kleedgeld en het beloningsysteem.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft drie brieven ontvangen vanuit de patiëntenraad van andere tbs-klinieken, waaruit blijkt dat de zak- en kleedgeldregeling met het daaraan gekoppelde beloningsysteem niet landelijk is ingevoerd. Er is derhalve geen sprake van gelijkheid in
de
toepassing van die regeling. Hij is aangetast in zijn recht, nu de inrichting er een andere regeling op na houdt dan de andere tbs-klinieken. In die klinieken moeten verpleegden hun ongeveer twintig blokken volgen, waarmee zij gewoon € 255,= blijven
verdienen. Klager ontvangt nu minder aan inkomsten, terwijl de kosten in de inrichting gelijk blijven. Hij maakt zich grote zorgen over zijn resocialisatie. De bezuiniging is niet terecht. De inrichting heeft onvoldoende gekeken naar mogelijkheden om
verpleegden iets bij te kunnen laten verdienen.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het beklag richt zich niet tegen de algemene regelgeving, maar tegen het feit dat klager door de inrichting niet in de gelegenheid wordt gesteld om
zijn inkomen aan te vullen tot het hogere niveau van 2004. Andere tbs-klinieken hebben hun patiënten die mogelijkheid wel gegeven in de vorm van het verrichten van extra werk en het volgen van therapieblokken, dan wel het bijpassen uit eigen middelen.
Die klinieken hebben voor 1 januari 2005 daarover nagedacht en voorzieningen getroffen. Pas op 20 mei 2005 wordt namens de inrichting verklaard dat men bezig is met het organiseren van extra mogelijkheden om te werken, omdat er te weinig werk is. Tot
op
heden is er echter nog niets gebeurd, waardoor patiënten in de inrichting zoals ook klager zich in een beduidend slechtere financiële positie bevinden dan patiënten in de andere tbs-klinieken. Daartoe bestaat geen goede reden, nu de inrichting heeft
verzuimd tijdig iets te ondernemen en ook niet uit eigen middelen wenst bij te dragen. Deze verslechterde financiële positie heeft hoogst waarschijnlijk gevolgen voor de resocialisatie, nu patiënten daarvoor dienen te sparen.
Indien de beroepscommissie van oordeel is dat klager terecht niet-ontvankelijk is verklaard in het beklag, hoopt klager als voorzitter van de patiëntenraad dat de beroepscommissie toch een overweging wil wijden aan het ingrijpende besluit en de
onwenselijke ongelijkheid die thans tussen de klinieken bestaat.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het besluit tot verlaging van het beloningsgeld komt voort uit een voor alle patiënten in de inrichting geldende regeling, die is ingegeven door het ministerie van Justitie.
Er is geen sprake van een jegens klager persoonlijk genomen beslissing.
Overigens heeft het bestuur van de inrichting verschillende alternatieven onderzocht om de verlaging van het beloningsgeld te herfinancieren. Tot op heden is dit de inrichting echter, in tegenstelling tot enkele andere tbs-klinieken, nog niet gelukt.
Dit blijft wel een constant aandachtspunt.

3. De beoordeling
De Minister van Justitie heeft bij Regeling beloningsysteem verpleegden van 18 oktober 2000, nr. 5054167/00/DJI, een beloningsysteem voor verpleegden in tbs-inrichtingen in het Model huisregels justitiële tbs-inrichtingen ingevoerd, omdat in 2000 met
de
invoering van de Wet sociale zekerheidsrechten voor strafrechtelijk veroordeelden en ter beschikking gestelden het recht op uitkeringen gedurende de vrijheidsontneming is komen te vervallen. Het is de beroepscommissie ambtshalve bekend dat vanuit het
ministerie van Justitie een aantal jaren extra budget aan de tbs-inrichtingen is verstrekt om de invoering van een beloningsregeling bij de tbs-inrichtingen te stimuleren. Volgens in 2004 gevoerd overleg tussen het ministerie en de tbs-inrichtingen
zullen de justitiële tbs-inrichtingen zelf de bijdrage gaan vergoeden, waarmee de aparte bijdrage van het ministerie van Justitie zal komen te vervallen. Er is een overgangsregeling afgesproken waarbij tot 2006 nog 50 % van het oorspronkelijk budget
door de Minister wordt vergoed.

Bij brief van de Minister van 3 januari 2005 aan de directeuren van de tbs-inrichtingen is vervolgens het beloningsgeld vanuit het ministerie voor 2005 vastgesteld op € 99,60. Voor 2004 was dit bedrag vastgesteld op € 197,65.
Bij besluit van de Minister van 3 januari 2005, kenmerk 5329001/05/DJI, is het zak- en kleedgeld voor verpleegden met ingang van 1 januari 2005 verhoogd van € 54,26 tot € 54,68 per maand.

Blijkens het evaluatieverslag aangaande de bezuinigingen op het beloningsysteem voor verpleegden (9 december 2004) zijn in de maand november 2004 tijdens verscheidene bijeenkomsten alle patiënten en de stafleden in de inrichting op de hoogte gesteld
van
het toen nog voorgenomen besluit van de Minister van Justitie om het beloningsysteem voor verpleegden per 1 januari 2005 te halveren en om de regeling per 1 januari 2006 in het geheel af te schaffen. Dit evaluatieverslag is blijkens de aanbiedingsbrief
van 24 december 2004 aan alle patiënten in de inrichting verstrekt.
In dat verslag wordt aangegeven dat de inrichting de bezuinigingsmaatregel vanuit het ministerie moet uitvoeren, maar niet in staat is om vanuit het budget in 2005, of in de toekomst, het beloningsysteem te herfinancieren. Per 1 januari 2005 zal het
per
patiënt per maand maximaal uit te keren bedrag € 154,= zijn, inclusief vakantiegeld en exclusief inhouding van resocialisatiegelden. Het streven is om in 2005 door middel van het verrichten van arbeid een spaarpot te creëren voor 2006 om zo in dat jaar
het bedrag van € 154,= te kunnen handhaven.
Aangegeven wordt voorts dat de inrichting tevergeefs heeft getracht bij diverse uitkeringsinstanties een aanvullende uitkering voor patiënten te verkrijgen.

Ingevolge artikel 46, tweede lid, Bvt heeft de verpleegde recht op een door de Minister van Justitie vast te stellen vergoeding voor het verrichten van werkzaamheden, met uitzondering van werkzaamheden van huishoudelijke aard en betrekking hebbend op
de
ruimten waar verpleegden verblijven, de persoonlijke ruimte daaronder begrepen.
Een vermeende schending van dit recht is op zichzelf beklagwaardig op grond van het bepaalde in artikel 56, eerste lid, onder e, Bvt. Van een schending is evenwel geen sprake, nu niet is gesteld of gebleken dat klager minder aan beloningsgeld zal
ontvangen dan het door de Minister voor 2005 vastgestelde bedrag.

De wet voorziet niet in een rechtsmiddel tegen de beslissing van de Minister tot verlaging van het door hem uit te keren bedrag aan de tbs-inrichtingen ten behoeve van het beloningsysteem van verpleegden.
Het doorvoeren van deze verlaging door het hoofd van de inrichting betreft het doorvoeren van een voor alle verpleegden in de inrichting geldende ministeriële regeling en kan om die reden niet worden aangemerkt als een beklagwaardige beslissing als
bedoeld in artikel 56 Bvt.

Voorzover klagers klacht zich richt tegen de omstandigheid dat het hoofd van de inrichting, in tegenstelling tot enkele andere klinieken, niet voorziet in een mogelijkheid voor verpleegden om het inkomen op het hogere niveau van 2004 te houden,
overweegt de beroepscommissie dat zij niet bevoegd is te treden in de wijze waarop het hoofd van een inrichting met zijn budget omgaat.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Wel hecht de beroepscommissie er aan op te merken dat zij zich kan voorstellen dat het hoofd van de inrichting zich met zijn budgetteringsprobleem wendt tot de Minister van Justitie, nu laatstgenoemde er van uit lijkt te gaan dat alle tbs-inrichtingen
in staat zijn de bedoelde bijdrage te kunnen financieren. Zij acht het zeer onwenselijk als er een groot verschil in beloningsmogelijkheden in verschillende tbs-inrichtingen zal ontstaan, zoals nu het geval lijkt te zijn voor klager en zijn
medeverpleegden in De Kijvelanden ten opzichte van verpleegden in die tbs-inrichtingen, die wel in staat zijn het gewijzigde beloningsysteem te financieren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. drs. F.A.M. Bakker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 16 september 2005

secretaris voorzitter

Naar boven