Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1896/GV, 15 september 2005, beroep
Uitspraakdatum:15-09-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1896/GV

betreft: [klager] datum: 15 september 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 juli 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Het adres waar klager zijn verlof wil doorbrengen is niet zijn oude woonadres, maar het adres van zijn zoon. De woningbouwvereniging wil de rechter de huurovereenkomst met klager laten ontbinden vanwege een huurachterstand. Deze is ontstaan omdat de
onderhuurder de huur niet meer betaalt. Klager wil zijn verlof benutten om orde op zaken te stellen, onder meer door het aanvragen van een bijzondere bijstand. In een aanvulling geeft klager aan dat de onderhuurder inmiddels bij klager op bezoek is
geweest en dat ze tot overeenstemming zijn gekomen voor het oplossen van de problemen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Er bestaat enige onduidelijkheid omtrent het verlofadres. Er zijn veel tegenstrijdigheden daaromtrent. De politie heeft negatief geadviseerd omdat het verlofadres op zijn minst twijfelachtig is en de woningbouwvereniging via de rechter het huurcontract
wil ontbinden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Noordsingel te Rotterdam heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, aangezien klager een rustige gedetineerde is en hij een grote hoeveelheid financiële problemen heeft die vanuit de inrichting moeilijk of
niet oplosbaar zijn.
De politie heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen het verlenen van verlof. Op het door klager opgegeven verlofadres staat iemand anders ingeschreven, die de politie heeft verteld dat hij dreigbrieven van klager heeft ontvangen waarin hem verzocht
werd
de woning te verlaten.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek, wegens onder meer diefstal en overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 17 maart 2006.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

Uit de stukken, en met name de mededelingen van de politie, valt af te leiden dat er onduidelijkheden zijn omtrent de aanvaardbaarheid van het adres waar klager zijn verlof wil doorbrengen. Ook blijkt dat klager dreigbrieven zou hebben gestuurd aan de
onderhuurder van een van de woningen. Ofschoon klager in zijn nadere reactie heeft aangegeven dat de onderhuurder bij klager is langs geweest en dat ze tot een oplossing van de problemen zijn gekomen, acht de beroepscommissie voornoemde omstandigheid
een contra-indicatie voor verlofverlening welke, ondanks het positieve advies, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder j van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 15 september 2005

secretaris voorzitter

Naar boven