Nummer: 05/8/GB
Betreft: [klager] datum: 25 juli 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.G.L. van Ardenne, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 23 december 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klagers raadsman mr. F.G.L. van Ardenne en de unit-directeur bij de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel [...] zijn op 20 juni 2005 door een lid van de Raad gehoord. Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zittingte verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de BGG Zoetermeer ongegrond verklaard.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 2 mei 2000 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis De IJssel. Hij is geherselecteerd voor een regime van beperkte gemeenschap en op 13 oktober 2004 overgeplaatst naar het huis van bewaring (h.v.b.)Zoetermeer. Op 21 januari 2005 is klager geplaatst in de BGG Zoetermeer (gevangenis, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt).
2.2. Bij uitspraak van 13 juli 2005, met nummer 05/1161/GA, van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid van de Pbw, is het beroep van klager, gericht tegen de uitspraak van 9 mei 2005 van de beklagcommissie bijde gevangenis De IJssel betreffende een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van twee weken, welke ordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd in het huis van bewaring Rotterdam, ongegrondverklaard.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de
selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Op geen enkele wijze is duidelijk gemaakt waaruit zou blijken dat klager één van de aanstichters was van de actie van gedetineerden om niet terug te keren naar hun cel als protest tegen het nieuwe dagprogramma. Het rapport van dedirecteur is in heel algemene termen opgemaakt. Klager heeft getracht om te achterhalen wat hem precies wordt verweten. Hij betwist aanstichter te zijn geweest. Hij is de enige die echt gesanctioneerd is. De indruk bestaat dat er én uitgepikt is om te laten zien dat dit niet getolereerd werd. Klager erkent dat hij deel heeft uitgemaakt van de groep, maar betwist dat hij een bijzondere positie innam. Hij heeft niemand opgeruid. Hij heeft nooit noemenswaardigeproblemen met het personeel gehad. Als getwijfeld wordt aan klagers woorden, dan verzoekt de raadsman om terzake getuigen te horen. Klager is veroordeeld tot gevangenisstraf en hem is tbs opgelegd. Er is nog geen derde van zijngevangenisstraf verstreken. Hij is nog niet aangemerkt als zogenaamde “Fokkens wachtende”. Door zijn terugplaatsing naar het h.v.b. heeft hij heel wat privileges moeten inleveren. In de maanden, die hij nu in Zoetermeer verblijft,heeft hij met 65 medegedetineerden op een grote afdeling verblijvend aangetoond dat hij zich voorbeeldig kan gedragen.
3.2. De unit-directeur van de gevangenis De IJssel heeft het volgende toegelicht.
Het gedrag van acht gedetineerden vormde reden om ze af te zonderen in afwachting
van overplaatsing. Klager is één van de acht gedetineerden. Zijn gedrag viel op. Hij riep de anderen op om niet akkoord te gaan. Hij maakte geen contact met de directeur, maar wel met de medegedetineerden. Medegedetineerdenverklaarden dat klager opruide, deze verklaringen zijn niet schriftelijk vastgelegd, en dat is ook wat de directeur zelf heeft waargenomen. Het was een heel serieuze aangelegenheid. Aan de selectiefunctionaris is verzocht om eenhorizontale overplaatsing van de acht gedetineerden naar een regime van algehele gemeenschap. De selectiefunctionaris heeft in verband met klagers opruiende rol echter beslist om hem terug te plaatsen naar een regime van beperktegemeenschap.
3.3. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op grond van het door de gevangenis De IJssel uitgebrachte selectieadvies, na besproken te zijn in de selectieadviescommissie, geselecteerd voor de BGG Zoetermeer, een normaal beveiligde inrichting met een regime vanbeperkte gemeenschap. De reden voor die beslissing is dat klager in de gevangenis De IJssel betrokken is geweest bij de dreigende opstand gericht tegen de invoering van het nieuwe dagprogramma. In het selectievoorstel wordt klagergenoemd als één van de belangrijkste personen in deze situatie. Gedurende de middag voorafgaande aan de opstand heeft klager zich beziggehouden met opruiing en aanzetting tot opstand op de afdeling. Volgens het personeel nam klagereen dreigende en een agressieve houding aan ten opzichte van het personeel. Gezien de impact van de dreigende opstand op de orde en veiligheid in de inrichting is besloten om een aantal gedetineerden, waaronder klager, over teplaatsen. Op die wijze is voorkomen dat het tot een daadwerkelijke opstand is gekomen. Het is voor de selectiefunctionaris onbegrijpelijk dat de gevangenis De IJssel geadviseerd heeft om klager opnieuw in een regime van algehelegemeenschap te plaatsen. Er was voldoende reden om klager niet langer geschikt te achten voor het regime van algehele gemeenschap. Uit het feit dat klager in een regime van beperkte gemeenschap tot goede aanpassing komt, wordtgeconcludeerd dat klager daar weer op zijn plaats is. Dit in tegenstelling tot de laatste periode in de gevangenis De IJssel op grond waarvan overplaatsing noodzakelijk werd geacht.
4. De beoordeling
4.1. De beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken, waaronder het
verslag van horen d.d. 20 juni 2005, voldoende voorgelicht en acht het niet noodzakelijk om getuigen te horen.
4.2. De gevangenis Zoetermeer is een gevangenis voor mannen met een regime van
beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.3. Een tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting
met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtige contra-indicaties bestaan. Uit de informatie van de directeur van de gevangenis De IJssel, die op20 juni 2005, door het lid van de Raad is gehoord, is gebleken dat medegedetineerden hebben verklaard dat klager hen opruide om niet terug te keren naar hun cel als protest tegen het nieuwe dagprogramma en dat de directeur dit ookzelf heeft waargenomen. Dit opruiende gedrag van klager heeft de selectiefunctionaris in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Derhalve is de beslissing klager vooralsnog over te plaatsen naareen inrichting met een regime van beperkte gemeenschap niet in strijd met de wet en evenmin als onredelijk of onbillijk aan te merken.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 25 juli 2005.
secretaris voorzitter