nummer: 05/868/GM
betreft: [klager] datum: 22 juli 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het HVB/ISD Amsterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 21 april 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 16 juni 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam. Omdat van klager die op 29 mei 2005 in vrijheid is gesteld, geen woon- of verblijfplaats bekend is,heeft de oproep voor de zitting hem niet bereikt. De inrichtingsarts is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 13 maart 2005, betreft onvoldoende behandeling van de klachten aan de knie.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Ter toelichting van zijn klacht heeft klager aangevoerd dat hij al drieëneenhalve maand ondraaglijke pijn aan zijn knie heeft. Desondanks krijgt hij geen medicijnen tegen de pijn en wordt het advies van het Slotervaart ziekenhuis omhem ter behandeling op te nemen in het penitentiair ziekenhuis niet opgevolgd.
De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager klaagde op 29 december 2004 voor het eerst over pijn aan zijn rechterknie. Er was geen aanwijsbaar trauma maar de knie zou dik zijn geworden. Bij onderzoek bleekmogelijk een letsel van de mediale meniscus, reden waarom hij op 26 januari 2005 de orthopeed van het Slotervaart Ziekenhuis heeft bezocht. De orthopeed adviseerde een arthroscopie. Hiervoor is klager direct aangemeld bij hetPenitentiair Ziekenhuis te Scheveningen. Het wachten is op een oproep vandaar uit.
3. De beoordeling
Op grond van de stukken is aannemelijk geworden dat de inrichtingsarts klager terzake van klachten aan de knie heeft onderzocht en hem heeft verwezen naar de afdeling orthopedie van het Slotervaart Ziekenhuis te Amsterdam, waar hijbinnen een maand terecht kon. Vervolgens heeft de inrichtingsarts het advies van de orthopeed opgevolgd door klager aan te melden bij het Penitentiair Ziekenhuis voor een kijkoperatie (arthroscopie). Omdat geen sprake was van eenacuut trauma is klager op de wachtlijst geplaatst, waar hij begin mei 2005 nog op bleek te staan.
De beroepscommissie is van oordeel dat voormeld handelen van de inrichtingsarts als adequaat kan worden aangemerkt en derhalve niet in strijd is met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Dat de kijkoperatie kennelijk enige tijd opzich liet wachten, is de inrichtingsarts niet aan te rekenen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en prof.dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 22 juli 2005.
secretaris voorzitter