Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1172/TA, 27 juli 2005, beroep
Uitspraakdatum:27-07-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1172/TA

betreft: [klager] datum: 27 juli 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 mei 2005 verzonden uitspraak van 11 april 2005 van de beklagcommissie bij FPI De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet meer mogen dragen van een nieuwe jas tijdens het begeleid verlof.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Hij heeft zelf tijdens het verlof geen negatieve reactie gekregen op het dragen van zijn nieuwe jas.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Voorzover klager alsnog in zijn klacht kan worden ontvangen, zal deze ongegrond zijn. Het onthouden van toestemming voor het dragen van de jas tijdens verlof betreft een bijzondere voorwaarde voor verlof als bedoeld in artikel 50,tweede lid, Bvt. Deze bijzondere voorwaarde is ingegeven door het belang van de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van klager voor de veiligheid van anderen dan klager of de algemene veiligheid van personen ofgoederen vanwege de aanwezigheid van een meer dan gemiddeld risico dat klager door het dragen van de jas conflicten uitlokt en daardoor in een gevaarlijke situatie terecht kan komen.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 42, tweede lid, Bvt heeft de verpleegde het recht eigen kleding en schoeisel te dragen, tenzij die een gevaar kunnen opleveren voor de orde en veiligheid in de inrichting.
Op basis van artikel 50, tweede lid, Bvt kan het hoofd van de inrichting aan het verlof bijzondere voorwaarden, het gedrag van de ter beschikking gestelde betreffende, verbinden.
Op grond van artikel 50, derde lid, Bvt kan het hoofd van de inrichting het verlof intrekken, indien dit noodzakelijk is met het oog op het beschermen van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voorde veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen of indien de ter beschikking gestelde een bepaalde voorwaarde niet nakomt.

De weigering om klager uit veiligheidsoverwegingen tijdens verlof een bepaalde jas te laten dragen betreft volgens het hoofd van de inrichting een bijzondere voorwaarde aan het verlof, waaraan klager op straffe van intrekking vanhet verlof dient te voldoen. Met deze beslissing wordt klager feitelijk beperkt in het hem wettelijk toekomende recht op het dragen van eigen kleding. De beroepscommissie gaat er daarbij vanuit dat het recht op dragen van eigenkleding geldt tijdens de tenuitvoerlegging van de verpleging, waaronder niet alleen verblijf in de inrichting maar ook fysiek verblijf buiten de inrichting in het kader van verlof valt.
Klager had derhalve in het beklag moeten worden ontvangen.

Ten aanzien van het beklag wordt inhoudelijk als volgt overwogen.
Uit de stukken komt naar voren dat het gaat om een lange zware leren jas tot op de enkels met een soort cape rondom de schouders, waarmee klager tijdens eerder begeleid verlof veel bekijks had. Het hoofd van de inrichting heeftverklaard dat het dragen van de desbetreffende jas tijdens verlof niet wenselijk is in het belang van de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van klager, van de veiligheid van anderen dan klager of de algemeneveiligheid van personen of goederen. Klager meet zich vanuit zijn ziektebeeld met het dragen van de jas een houding aan die aanstootgevend kan zijn voor zijn omgeving en is zich daarvan niet bewust, op grond waarvan een meer dangemiddeld risico bestaat dat klager ongemerkt in een conflictsituatie en daarmee in een gevaarlijke situatie terechtkomt.
In het licht van die verklaring acht de beroepscommissie de beslissing om klager niet langer toe te staan om tijdens verlof de desbetreffende jas te dragen niet in strijd met de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komendebelangen, evenmin onredelijk of onbillijk. Klagers verklaring dat hij bij het dragen van die jas tijdens verlof zelf geen negatieve reactie heeft gekregen, kan niet tot een ander oordeel leiden. Daarbij is in aanmerking genomen datklager ten overstaan van de beklagcommissie heeft verklaard dat hij weet dat voorbijgangers naar hem kijken als hij die jas draagt en dat hij niet begrijpt waarom dat gebeurt.
In beroep zal het beklag derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 27 juli 2005

secretaris voorzitter

Naar boven