nummer: 05/731/GM
betreft: [klager] datum: 22 juli 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. J.P.A.F. Hoens, juridisch medewerker bij hetBureau Rechtshulp Utrecht, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Huis van Bewaring/ISD Utrecht te Nieuwegein,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 30 maart 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juni 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam , is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.P.A.F. Hoens. De inrichtingsarts verbonden aan voormeld huis vanbewaring is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 25 januari 2005, betreft het uitblijven van een adequate medische behandeling voor rugklachten.
De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Hij is anderhalf jaar geleden van grote hoogte op zijn rug gevallen. Hij heeft toen geen medische hulp gezocht volgens eigen zeggen omdat hij zich toen geen medische hulp konveroorloven. Sindsdien heeft hij rugklachten, maar deze zijn in detentie toegenomen. Desondanks krijgt hij niet de juiste hulp van de medische dienst; ook wordt niet uitgelegd wat er aan de hand is. De doorverwijzing naar defysiotherapeut had veel eerder moeten plaatsvinden.
De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Sinds de detentie en binnenkomst in de inrichting op 3 september 2004 is klager tot eindjanuari 2005 veertien maal gezien door de medische dienst, waarvan twee keer door de inrichtingsarts. Bij lichamelijk onderzoek zijn geen afwijkingen geconstateerd die de rugklachten konden verklaren. Op 4 januari 2005 zijn erfoto’s gemaakt van de rug en deze gaven geen afwijkingen te zien. Klager blijft erg claimend in zijn vraag om aandacht voor zijn rugklachten. Op 26 januari 2005 is fysiotherapie voorgeschreven.
2. De beoordeling
Blijkens de stukken waaronder het medisch dossier van klager heeft tijdens het verblijf van klager in het huis van bewaring te Nieuwegein per 3 september 2004, de medische dienst veelvuldig aandacht geschonken aan zijn rugklachten.Dit resulteerde onder meer in een onderzoek door de inrichtingsarts, een doorverwijzing voor het maken van röntgenfoto’s – deze gaven geen afwijkingen aan klagers rug te zien - en een verwijzing voor fysiotherapie. Op grond daarvanis de beroepscommissie van oordeel dat het handelen door of namens de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. De omstandigheid dat de (pijn)klachten van klager aan zijn rugniet verdwenen zijn, laat dit oordeel onverlet. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en prof.dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 22 juli 2005.
secretaris voorzitter