Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2976/GB, 6 juli 2005, beroep
Uitspraakdatum:06-07-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/2976/GB

Betreft: [klager] datum: 6 juli 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 december 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw, op 30 mei 2005 gehoord door de voorzitter van de beroepscommissie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis Utrecht te Nieuwegein ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 23 juli 1998 gedetineerd. Vanuit de gevangenis Alphen aan den Rijn, een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, is hij op 23 november 2004 overgeplaatst naar de gevangenis Utrecht, eveneens eeninrichting met een regime van algehele gemeenschap.

2.2. Bij uitspraak van 6 juli 2005, nr. 05/621/GA, van de beroepscommissie als bedoeld
in artikel 69, tweede lid van de Pbw, is het beroep van klager, gericht tegen een op
16 maart 2005 verzonden uitspraak van de beklagcommissie bij de gevangenis Alphen aan den Rijn, betreffende een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur vanveertien dagen, in afwachting van overplaatsing, wegens de machtspositie die klager, met een andere gedetineerde, binnen de afdeling had opgebouwd, ongegrond verklaard.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Op 27 oktober 2004 is er een vechtpartij geweest. Medegedetineerde [A] kwam op klager afgerend en viel hem aan. Een bewaarder waarschuwde klager nog. Klager heeft zich vervolgens slechts verdedigd. Klager heeft de bewaarder, diealles had gezien, de heer [B], gevraagd of hij het hele voorval op papier wilde zetten. De volgende dag hoorde klager van de directeur dat hij niet langer gewenst was binnen de inrichting. Desgevraagd gaf klager aan dat hij dan wel - in verband met bezoekmogelijkheden – overgeplaatst zou willen worden naar de gevangenis Zuyderbos, eveneens een inrichting met een regime van algehele gemeenschap. Uiteindelijk is hij in Nieuwegein terechtgekomen en daar is hijhet niet mee eens.
Klager was niet langer gewenst, omdat hij en medegedetineerde [C] informele leiders zouden zijn. Klager herkent zichzelf niet in dat beeld. Het klopt wel dat hij met [C] omging, maar dat kwam omdat zij uit dezelfde streek komen. Metde andere medegedetineerden had klager gewoon niet zoveel.
Dat van die telefoonkaarten is ten dele juist. Het klopt dat klager medegedetineerden, die over onvoldoende financiële middelen beschikten, met zijn telefoonkaarten liet bellen. Omdat deze gedetineerden niet van inrichtingswege inde gelegenheid werden gesteld te bellen, heeft klager dat gedaan. Dat was niet om macht over hen uit te oefenen, maar gewoon uit mededogen. Klager vindt het flauw dat dit nu tegen hem wordt gebruikt.
Overigens werd [A] meteen de zaterdag na het incident overgeplaatst en [C] zo’n week daarna. Na ommekomst van de veertien dagen afzondering – op dat moment waren [A] en [C] dus weggeplaatst – heeft klager tot zijn vertrek naarNieuwegein weer gewoon op de afdeling meegedraaid.

Klagers raadsvrouw heeft hier nog het volgende aan toegevoegd.
Klager wordt neergezet als iemand die een kwalijke rol heeft vervuld. Er ontbreken echter belastende verklaringen van medegetineerden en/of andere belastende verklaringen die deze stelling onderbouwen. Er is maar één belastendeverklaring en die is van medegedetineerde [A] Verder is er niets. Er zou toch meer moeten zijn als waar is dat klager zich zo negatief zou hebben opgesteld. Er is echter niets concreets en dat maakt het voor klager lastig verweer tevoeren. Feit is evenwel dat klager nimmer door het personeel is aangesproken op zijn gedrag. Uiteindelijk was sprake van een horizontale overplaatsing. Toch heeft die overplaatsing het karakter van een strafoverplaatsing gekregen,nu klager niet is geplaatst in de inrichting van zijn voorkeur.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De beslissing tot overplaatsing is gebaseerd op de inrichtingsrapportage. Daaruit komt naar voren dat klager, samen met een andere gedetineerde, een dusdanige “macht” op de afdeling hadden, dat zij bepaalden wie er kon en mochttelefoneren. Rondom dit gegeven is op 27 oktober 2004 een vechtpartij ontstaan. De directeur van de gevangenis Alphen aan den Rijn heeft klager aangeboden voor overplaatsing om de exacte toedracht van één en ander te kunnenonderzoeken. Omdat het vermoeden bestond dat de invloed van klager dusdanig groot was dat anderen geen belastende verklaringen over hem zouden durven af te leggen, is klager overgeplaatst naar een inrichting waar hij snel terechtkon en wel binnen de periode die was bepaald in de aan klager opgelegde ordemaatregel tot afzondering. De overplaatsing naar deze inrichting, de gevangenis Utrecht, vond plaats op 23 november 2004. De selectiefunctionaris heeft geenrekening gehouden met klagers voorkeur voor de gevangenis Zuyderbos, omdat het niet ging om een verzoek tot overplaatsing op eigen verzoek.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Utrecht is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. De beroepscommissie stelt vast dat het beroep van klager niet is gericht tegen zijn wegplaatsing uit de gevangenis Alphen aan den Rijn en de overplaatsing naar een andere inrichting met een regime van algehele gemeenschap, maartegen de plaats van de andere inrichting. Klager heeft gemotiveerd aangegeven dat hij graag wil worden overgeplaatst naar de gevangenis Zuyderbos.

4.3. De beroepscommissie stelt vast dat klagers beklag, gericht tegen de beslissing hem af te zonderen voor de duur van veertien dagen, in afwachting van overplaatsing, wegens de machtspositie die klager, met een anderegedetineerde, binnen de afdeling had opgebouwd, bij uitspraak van de beroepscommissie van 6 juli 2005, nr. 05/621/GA, ongegrond is verklaard.

4.4. Tegen deze achtergrond komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris om klager niet naar de inrichting van zijn voorkeur, de gevangenis Zuyderbos, maar naar de gevangenis Utrecht over teplaatsen niet in strijd is met de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt. Klagers beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 6 juli 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven