Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0610/JA, 13 juli 2005, beroep
Uitspraakdatum:13-07-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/610/JA

betreft: [klager] datum: 13 juli 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op 18 februari 1987, verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 januari 2005 van de beklagcommissie bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Het Keerpunt te Cadier en Keer, inhoudende ongegrondverklaring van het beklag over het luchten op 30 december 2004 enhet niet mogen bellen met de advocaat op 30 december 2004, 31 december 2004 en 1 januari 2005.

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 mei 2005, gehouden in de j.j.i. Den Engh te Den Dolder, is klager gehoord over de ontvankelijkheid van zijn beroep.
De directeur van de j.j.i. heeft namelijk schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft op verzoek van de beroepscommissie een schriftelijke toelichting inzake de ontvankelijkheid van het beroeptoegezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Ingevolge artikel 74, eerste lid, Bjj moet het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van een afschrift van de uitspraak van de beklagcommissie worden ingediend.

De beklagcommissie heeft haar uitspraak op 17 januari 2005 gedaan. Onderaan de uitspraak van de beklagcommissie staat duidelijk vermeld bij welke instantie en op welk adres en binnen welke termijn beroep kan worden ingediend.Onbekend is wanneer deze uitspraak aan klager en de directeur is toegezonden.

Volgens de directeur is de uitspraak van beklagcommissie vermoedelijk eerst na 25 januari 2005 aan klager uitgereikt.

Klager heeft aangegeven dat hij de uitspraak te laat heeft ontvangen van de unit-coördinator, dat deze die ontvangstdatum niet heeft opgeschreven en dat deze bovendien zijn belofte om na te gaan hoe beroep moet worden ingediend endaartoe uitstel aan te vragen bij de beklagcommissie niet is nagekomen. Op 26 februari 2005 heeft klager daarom zelf de beklagcommissie schriftelijk verzocht hoe hij in beroep dient te gaan. Nadat de beklagcommissie hem bij briefvan 4 maart 2005 had geantwoord dat hij beroep bij de beroepscommissie moet indienen, heeft hij zijn beroepschrift geschreven zonder daarop een datum te vermelden.
Het beroepschrift is op het secretariaat van de Raad pas ontvangen op 17 maart 2005. De enveloppe, waarin het beroepschrift via de inrichting is verzonden, bevat een poststempel van 16 maart 2005.

Het vorenstaande in onderlinge samenhang beziende, is onvoldoende aannemelijk geworden dat klager tijdig beroep heeft ingesteld. Daarbij is met name van belang dat de beklagcommissie onderaan de uitspraak van 17 januari 2005 al hadaangegeven bij wie klager beroep kon indienen en dat klager heeft verzuimd zijn beroepschrift van een datum te voorzien.
Klager kan om die reden niet in zijn beroep worden ontvangen.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, mr. D.A. Flinterman en prof. dr. N.W. Slot, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 13 juli 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven