Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0718/GB, 7 juli 2005, beroep
Uitspraakdatum:07-07-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/718/GB

betreft: [klager] datum: 7 juli 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 maart 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. H.M.S. Cremers, in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught op 20 mei 2005 gehoord door een plv. lid van de Raad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot plaatsing van klager als preventief gehechte in het huis van bewaring (h.v.b.) van de extra beveiligde inrichtingen (EBI) Nieuw Vosseveld te Vught.

2. De feiten
Klager is sedert 21 februari 2005 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b. te Nieuwegein. Op 25 maart 2005 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. van de EBI.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de EBI
-samengevat- als volgt toegelicht.
De aanleiding voor overplaatsing zou gelegen zijn in informatie die is ontvangen en waaruit zou blijken dat klager handelingen zou hebben verricht gericht op voorbereiding van een ontvluchting met hulp van buitenaf. Hij had nl.brieven verzonden waarin kentekens van bewaarders stonden vermeld met het verzoek deze bewaarders onder druk te zetten. Klager geeft toe deze brieven geschreven te hebben en via een reiniger te hebben verzonden. Hij was destijds ergemotioneel door de omstandigheden en heeft thans spijt van wat hij heeft gedaan. Hij heeft nimmer de intentie gehad geweld te gebruiken tegen personeel of gedetineerden, hij wilde ze enkel onder druk zetten. Van extreem vlucht- ofbeheersgevaar is dan ook geen sprake.
Klager ontkent te beschikken over financiële middelen, uit rapportages blijkt er ook geen geld te zijn aangetroffen.
Klager is nimmer veroordeeld in verband met het gebruik van een vuurwapen, enkel voor het bezit ervan.
Ten aanzien van de brandstichting in een eerdere p.i. wordt opgemerkt dat er toen sprake was van het doen ontbranden van melkpoeder, als geintje uit balorigheid. Alle betrokkenen zijn daarvoor disciplinair gestraft, waarmee de zaakwas afgedaan.
De informatie van het gedetineerden recherche informatie punt (GRIP) is niet geaccordeerd door de landelijk officier van Justitie (lovj).

Klager heeft hieraan nog het volgende toegevoegd.
Hij heeft spijt van wat hij heeft gedaan. Hij kan de situatie niet terugdraaien. Hij had niet de intentie geweld te gebruiken. Hij zat destijds mentaal in een diep dal.

3.2. In het selectievoorstel van de directeur van de p.i. Utrecht is aangegeven dat op grond van ontvangen informatie van het meldpunt GRIP wordt verzocht klager over te plaatsen naar de EBI. Hieruit zou blijken dat klagervoornemens is de inrichting zonder toestemming te verlaten. Het daarbij toepassen van geweld of het dreigen daarmee zou klager niet schromen.

3.3. De selectiefunctionaris die klager op 21 februari 2005 heeft gesproken in het kader van het voorstel tot plaatsing in de EBI heeft het volgende bericht.
Klager heeft doelbewust de opgelegde beperkingen t.a.v. correspondentie omzeild. Aanvankelijk ontkent klager kentekens van personeelsleden te hebben genoteerd, later geeft hij dit toe. Klager geeft aan spijt te hebben van zijnondoordachte acties. Gelet op de GRIP informatie moet geconcludeerd worden dat klager met ideeën omtrent onttrekking aan zijn detentie heeft rondgelopen. Buiten de inrichting heeft hij mensen gevraagd hem hierbij van dienst te zijn,waarbij het de bedoeling was personeelsleden onder druk te zetten. Uit de GRIP informatie blijkt voorts dat klager over voldoende financiële middelen beschikt.

3.4. De selectiefunctionaris heeft bericht dat uit de beschikbare informatie blijkt dat klager moet worden gekwalificeerd als extreem vlucht- en beheersgevaarlijk. Tijdens een huiszoeking, verricht in het kader van het onderzoekwaarin klager verdachte is, werd een aantal brieven aangetroffen. Deze brieven had hij weten te versturen, ondanks de hem opgelegde beperkingen. In de brieven gaf klager onder meer kentekens door van bewaarders van de p.i.Nieuwegein. Klager vroeg de geadresseerden deze bewaarders onder druk te zetten gericht op een zo spoedig mogelijke ontvluchting uit de p.i. Hij gaf hier bij aan: “Ik moet er gewoon uit”. Uit aanvullende informatie is voorts noggebleken dat klager wordt verdacht van ernstige delictplegingen. Door middel van de (internationale) criminele organisatie waarvan hij deel uitmaakt kan hij beschikken over aanzienlijke financiële middelen. Een aantal leden van decriminele organisatie waarvan klager deel uitmaakt bevindt zich in vrijheid. Daaronder bevindt zich één van de geadresseerden van de door klager verzonden brieven.
Geconcludeerd moet worden dat klager getracht heeft organisatorische invulling te geven aan ontvluchtingvoornemens, één en ander reeds kort na de aanvang van zijn detentie.
Tegen de achtergrond van het gegeven dat klager bekend staat als (vuur)wapengevaarlijk mag worden verondersteld dat klager (grof) geweld zou gebruiken, indien dit van doorslaggevende betekenis zou zijn bij een poging totontvluchting. Dat hij het gebruik van geweld in detentie niet uit de weg gaat, is gebleken tijdens een vorige detentie, toen klager in de p.i. De Geerhorst brand stichtte en personeel bedreigde (eind 1998).

3.5. De selectiefunctionaris heeft in zijn schriftelijke reactie van 6 juni 2005 -zakelijk weergegeven- nog het volgende bericht. Dat klager thans spijt betuigt over zijn handelen is prijzenswaardig, maar laat onverlet dat hijmet zijn handelen in de inrichting voor de nodige onrust heeft gezorgd. Niet onaannemelijk is dat klager, gelet op de criminele organisatie waarvan hij deel uitmaakt, kan beschikken over grote sommen geld.
Het incident in De Geerhorst getuigt ervan dat klager tot subversief handelen in staat is.
De informatie zoals uit de GRIP rapportage naar voren komt betreft harde informatie, welke niet ter toetsing van de lovj hoeft te worden voorgelegd.

4. De beoordeling
4.1. De EBI Nieuw Vosseveld is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen en heeft een regime van beperkte gemeenschap en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, kunnen in de extra beveiligde inrichtinggedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. De beroepscommissie overweegt het volgende.
De beroepscommissie stelt vast dat bij het meldpunt GRIP op 14 en 15 maart 2005 informatie is binnengekomen inhoudende dat naar aanleiding van een gehouden huiszoeking in het kader van een onderzoek waarin ook klager verdachte was,brieven zijn aangetroffen welke van klager afkomstig bleken. De strekking van de brieven was dat klager geadresseerden kentekens van personeelsleden doorgaf teneinde hen onder druk te laten zetten. Het doel hiervan was eenmogelijkheid te creëren dat klager zo spoedig mogelijk de inrichting zou kunnen ontvluchten. Tevens verzoekt hij in de brieven om geld en verdovende middelen. Klager geeft aan de brieven naar buiten te hebben laten smokkelen viazijn advocaat of medegedetineerden. Vorenstaande rechtvaardigt de conclusie dat ten aanzien van klager sprake is van dreiging van een mogelijke ontvluchting en dat hij handlangers zoekt die hem hierbij willen helpen. Deberoepscommissie is van oordeel dat de selectiefunctionaris ten tijde van het nemen van de onderhavige beslissing geen aanleiding had om te twijfelen aan de juistheid van de van het GRIP afkomstige harde informatie, die gelet op deGRIP circulaire niet aan de lovj ter toetsing behoeft te worden voorgelegd. De informatie was gedetailleerd en sloot aan bij feitelijke omstandigheden.
De beslissing is derhalve niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het terzake door en namens klager gevoerde verweer doet hierniet aan af.
Het beroep zal mitsdien ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van
mr. I. Lispet, secretaris, op 7 juli 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven