Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0826/GA, 13 juli 2005, beroep
Uitspraakdatum:13-07-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/826/GA

betreft: [klager] datum: 13 juli 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 april 2005 van de beklagcommissie bij de gevangenis Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 juni 2005, gehouden in de locatie Zwolle, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn vader [...], en [...], unit-directeur van de gevangenis Veenhuizen.
Mr. D.R. Kamps heeft schriftelijk bericht niet ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft vermissing van goederen bij gelegenheid van klagers overplaatsing.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt toegelicht overeenkomstig de door hem ter zitting overgelegde en aan deze uitspraak gehechte pleitnotitie. Daar heeft hij nog het volgende aan toegevoegd.
Aan de pleitnotitie is een brief van de directeur van 22 februari 2005 gehecht die zich niet in het dossier bevindt. Het betreft een reactie op mijn brief van 7 februari 2005. Op de eerste zitting van de beklagcommissie op 18 maart2005 was er geen ontruimingsverslag. Op de tweede zitting van de beklagcommissie op 15 april 2005 is er ineens een kopie van de lijst van goederen met op de achterkant drie handtekeningen maar geen datum. Ik mocht de lijst nietzien; de voorzitter heeft hem bekeken. Die lijst moet achteraf zijn opgemaakt, want ik heb op 28 januari en 7 februari 2005 de originele lijst gecontroleerd met de badmeester. Ik heb een brief van de kamerwacht gekregen waarin staatdat mijn kamer pas na twee weken is ontruimd. Ze hebben twee kratten van het personeel gekregen met daarin veel spullen en ook privé-post. Twee gele bakken met houdbare waren zijn niet meegestuurd, terwijl ik wel niet-houdbarespullen zoals chips en nootjes opgestuurd heb gekregen. Ik had de dag ervoor nog voor 70 euro boodschappen gedaan. Dat planten worden vernietigd is mij bekend, maar de bloempotten die ik in een weekendverlof had gekocht zijn weg,evenals het kussen dat ik had gekocht voor mijn nek.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Vooreerst merk ik op dat klager niet binnen een week in beklag is gegaan. Het is jammer dat er geen lijst is waarop hij heeft aangetekend wat hij wel heeft ontvangen. Klager is op 25 januari 2005 overgeplaatst. Op die dag is ookzijn cel ontruimd, ook al staat dat niet op het ontruimingsverslag. Ik weet dat zeker, omdat ik die dag persoonlijk opdracht heb gegeven tot de ontruiming. Klager had zoveel spullen dat zijn cel door drie personen is ontruimd. Hetpersoneel heeft het werk zorgvuldig en volgens de regels gedaan. Wat ze hebben aangetroffen is nagezonden. Op de achterkant van de lijst van goederen staat de ondertekening van het ontruimingsverslag. De badmeester kopieert alleende voorkant van de lijst en zet dan op de achterkant wat er is binnengekomen. Dat verklaart het feit dat klager bij de controle met de badmeester geen handtekeningen heeft gezien.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat op de achterkant van een lijst privé-goederen een ontruimingsverslag is ondertekend door drie personeelsleden, maar dat de datum van ontruiming niet is ingevuld. Klager heeft verschillendeverklaringen van medegedetineerden overgelegd waaruit blijkt dat zijn kamer later is ontruimd dan de dag van zijn overplaatsing en dat spullen van hem onder gedetineerden zijn verdeeld. De directeur heeft één en ander onvoldoendeweersproken. Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren voorzover klager goederen heeft ontvangen die niet op zijn kamer stonden en goederen niet heeft ontvangen die zich wel op zijn kamerbevonden. Zij zal de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag in zoverre alsnog gegrond verklaren.
Zij zal klager voor het door hem ondervonden ongemak een tegemoetkoming toekennen van € 25,=. De tegemoetkoming is niet bedoeld als schadevergoeding, voor het verkrijgen waarvan andere wegen openstaan. Zo kan klager ingevolge decirculaire van 13 augustus 1993, kenmerk 383893/93/DJ een verzoek om schadevergoeding richten aan de directeur of zich wenden tot de civiele rechter.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van €25,=.
Zij bevestigt voor het overige de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. J.L. Brand en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 13 juli 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven