Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0854/GA, 15 juli 2005, beroep
Uitspraakdatum:15-07-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/854/GA

betreft: [klager] datum: 15 juli 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 april 2005 van de beklagcommissie bij locatie De Marwei te Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 juni 2005, gehouden in de locatie Zwolle, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij locatie De Marwei.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van negen dagen;
b. het aanwenden van buitenproportioneel geweld door het personeel bij het overbrengen van klager naar de strafcel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt toegelicht overeenkomstig de door hem ter zitting overhandigde en aan deze uitspraak gehechte pleitnotitie. Voorts heeft hij een uitdraai van de medischedienst, locatie De Marwei, met medische gegevens overhandigd. Klager heeft aan zijn pleitnotitie het volgende toegevoegd. De rapporten bevatten leugens en deze zijn overgenomen door de directeur en de beklagcommissie. Ik benmishandeld en wil genoegdoening. Ik was in afzondering geplaatst op mijn eigen cel en had mijn raam afgeplakt, want als ik in afzondering moet dan ook helemaal. Een bewaarder zag dit, trok de foto van het raam en legde deze op dekast. Op het moment dat ik de foto van de kast wilde pakken, sloeg die bewaarder mijn arm opzij, waarop ik zijn arm opzij sloeg. Die bewaarder nam mij toen in een wurggreep met zijn arm om mijn keel. Ik liep mijn cel in en nam hemop mijn rug mee. Aan het einde van de cel zakte ik door mijn knieën en bukte ik voorover, waardoor de bewaarder over mijn rug tegen de verwarming aan viel. Op dat moment kwamen meerdere bewaarders de cel binnen. Ik heb vanaf hetuitdelen van de tik helemaal geen geweld gebruikt en heb mij verder ook niet verzet. Er was dan ook geen geweld nodig om mij onder controle te houden. Desondanks werd ik door de bewaarders besprongen. Er werd met knieën op mijn ruggedrukt en één van de bewaarders draaide mijn arm heel pijnlijk om. Die bewaarder heb ik in het gezicht gespuugd, waarop ik met een vuistslag een bloedneus werd geslagen. Ik ben hardhandig op mijn buik gedraaid en met eenkussensloop over mijn hoofd over de vloer afgevoerd. Ik had het benauwd en heb onderweg geroepen dat ik bijna stikte, maar daar werd niet op gereageerd. Halverwege kreeg ik pas handboeien om. Dat hadden ze veel eerder moeten doen,dan was de situatie niet geëscaleerd en had ik gewoon onder bewaking zelf kunnen lopen. Vlakbij de strafcel werd ik pas op mijn voeten gezet, op een matras gedeponeerd, uitgekleed en alleengelaten.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De feiten in het verhaal van klager zijn juist. Hij had zijn raam afgeplakt en dat mag niet. De volgorde van de gebeurtenissen klopt vervolgens niet. Ik baseer mij hierbij op het op ambtsedig opgemaakte rapport. Klager isgewaarschuwd. De hevigheid van de gebeurtenissen kan ik niet beoordelen. Het rapport lijkt minder hevig dan klager verklaart. Er zal geweld zijn gebruikt, maar dat geweld is niet buitenproportioneel geweest.

3. De beoordeling
Met betrekking tot a
De beroepscommissie is van oordeel dat klagers gedragingen in zijn cel, in het bijzonder het afplakken van zijn celraam, het wegslaan van de arm van een personeelslid en het over zijn rug werpen van dat personeelslid, voldoendegrond vormen voor een reactie in de vorm van een disciplinaire straf. De beslissing tot oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van negen dagen is derhalve niet in strijd met de wet en kan,bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot b
Gelet op hetgeen ter zitting en uit de stukken naar voren is gekomen stelt de beroepscommissie vast dat klager, naar aanleiding van zijn gedrag in de cel, is gefixeerd en met meerdere personeelsleden is afgevoerd en overgebrachtnaar de strafcel. Er is bij het overbrengen van klager geweld gebruikt, maar dat geweld is, naar het oordeel van de beroepscommissie, niet buitenproportioneel geweest. De door klager overgelegde uitdraai van medische gegevens geeftgeen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Het beroep zal dan ook op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. J.L. Brand en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 15 juli 2005

secretaris voorzitter

Naar boven