nummer: 05/688/GA
betreft: [klager] datum: 13 juli 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.R. Kamps, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 18 maart 2005 van de beklagcommissie bij de gevangenis Veenhuizen,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 10 juni 2005, gehouden in de locatie Zwolle, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn vader de heer H.M. van Putten, en [...], unit-directeur bij de gevangenis Veenhuizen.
Mr. D.R. Kamps heeft schriftelijk bericht niet ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de wijze waarop klager is overgeplaatst van de beperkt beveiligde inrichting Veenhuizen naar de gevangenis Veenhuizen;
b. het door de directeur niet reageren op een verzoek van klager om een gesprek middels een zogenaamd sprekersbriefje.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt overeenkomstig de door hem ter zitting overgelegde en aan deze uitspraak gehechte pleitnotitie toegelicht. Daar heeft hij nog het volgende aan toegevoegd.
Ik ben blij dat de heer Olierook er is; de vorige keren was een andere unit-directeur aanwezig. De beklagcommissie heeft slechts twee punten van mijn klaagschrift behandeld, terwijl ik nog meer punten had aangevoerd. Maar daar gaathet mij eigenlijk niet meer om. Die klachtonderdelen kunnen derhalve als ingetrokken worden beschouwd. Dat geldt ook voor de klacht met betrekking tot de wijze waarop ik ben overgeplaatst. Waar ik wel een oordeel van deberoepscommissie over wil, is het door de directeur niet reageren op het sprekersbriefje. Ik had altijd goed contact met de directeur, ook toen ik voorzitter van de gedeco was. Ik mag hem graag. Daarom begrijp ik ook helemaal nietsvan zijn handelen vanaf mijn plaatsing in afzondering. De directeur was die dag nog langsgeweest en toen was er niets aan de hand. Eenmaal in de afzonderingscel heb ik een sprekersbriefje ingevuld om de directeur, de dominee en depsycholoog te spreken. De dominee en de psycholoog zijn na vier dagen langsgeweest, maar de directeur niet. Ik heb het personeel diverse malen gevraagd om de directeur mijn verzoek voor te leggen, maar ook daar kwam geen reactie op.In de schriftelijke reactie van de directeur op mijn schorsingsverzoek las ik dat de directeur had aangegeven dat ik al was overgeplaatst. Dat klopt niet, ik zat toen nog steeds in afzondering. Eerst zou ik naar het huis vanbewaring (h.v.b.) De Oude Gracht worden overgeplaatst, toen weer naar h.v.b. De Wissel, maar uiteindelijk werd het toch de gevangenis. Inmiddels had ik eindelijk mijn advocaat kunnen bellen en die adviseerde mij om in deafzonderingscel te blijven en geen papieren te ondertekenen. Ik wilde zelf ook in afzondering blijven, totdat er op mijn schorsingsverzoek was beslist, maar dat verzoek had door mijn spoedoverplaatsing geen zin meer. Al met al warener dus steeds meer redenen om de directeur te spreken. Ik ben niet door de directeur gehoord, anders had ik al die vragen niet gehad. Ik hoorde op een gegeven moment dat de directeur bij een medegedetineerde was in de cel naast dievan mij. Ik heb nog op de deur geklopt, maar de directeur kwam niet.
Een ander punt dat ik belangrijk vindt is het niet op orde zijn van mijn penitentiair dossier en het veranderen van de rapportage. Ik heb eind december mijn penitentiair dossier ingezien en een aantal zaken overgeschreven. Bij destukken zat de weergave van een intakegesprek dat ik met de heer B. had gehad en dat was positief. Na mijn overplaatsing naar de gevangenis Veenhuizen had ik weer inzage in mijn penitentiair dossier. Toen klopten een aantal zakenniet. In het intakegesprek waren naderhand negatieve dingen opgenomen en was het gesprek ineens gehouden met de heer E.. Ik werd aangeduid als stalker, terwijl de zaak nog niet voor de rechter was geweest. Die zaak is overigensgeseponeerd. Bovendien zat de positieve uitslag van een urinecontrole niet bij de stukken.
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft zich niet eerder beklaagd over het feit dat zijn penitentiair dossier niet op orde zou zijn en ik kan daar dan ook niets over zeggen. Het penitentiair dossier bevindt zich na zijn overplaatsing ook niet meer in mijninrichting. Wat ik wel kan opmerken is dat schone urinecontroles niet in het penitentiair dossier worden opgenomen; daar staan wat dat betreft alleen negatieve zaken in. Het feit dat aangifte tegen klager is gedaan hoort wel in hetpenitentiair dossier thuis. Als echter in de rapportage als feit wordt vermeld dat hij stalker is, dan klopt dat niet. Ik zal mijn collega van de inrichting waar klager thans verblijft vragen het penitentiair dossier met hem na tekijken.
Het invullen van een sprekersbriefje is geen garantie om door de directeur te worden bezocht. Er moet voor een gesprek sprake zijn van wederzijds belang. Ik heb klager op de dag van zijn plaatsing in afzondering gesproken en hemuitgelegd dat er aangifte tegen hem was gedaan en dat hij daarom waarschijnlijk zou worden overgeplaatst. Een nader gesprek was wat mij betreft niet nodig. Er is telefonisch overleg gepleegd met de selectiefunctionaris en deze heeftover de aangifte contact gehad met het openbaar ministerie te Arnhem. Eén en ander bleek voldoende te zijn voor een overplaatsing van klager. Klager gedroeg zich tot dan positief. Als er dan ineens sprake is van een aangifte, dan gaje dat uitzoeken. Dat er vooroverleg is met de selectiefunctionaris is logisch.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat klager zijn beroep betreffende klachtonderdeel a ter zitting heeft ingetrokken. Dit geldt tevens voor de klacht dat de beklagcommissie klagers beklag niet ten volle heeft behandeld. Met betrekkingtot de klacht dat het penitentiair dossier van klager niet op orde is, overweegt de beroepscommissie het volgende.
Daargelaten de vraag of klager zich eerder hierover heeft beklaagd, komt ter zitting naar voren dat de directeur er zorg voor zal dragen dat in de inrichting van verblijf van klager wordt gekeken naar het penitentiair dossier.
Met betrekking tot b
De beroepscommissie is van oordeel dat een bij herhaling gedaan, klemmend verzoek om een gesprek met de directeur in beginsel moet worden gehonoreerd. Het argument dat er sprake moet zijn van wederzijds belang bij een gesprek gaatniet op. Het feit dat klager bij de oplegging van de plaatsing in afzondering is gehoord maakt het oordeel niet anders, nu klager, mede gelet op de dreigende overplaatsing, meer vragen aan de directeur had. Zij merkt op dat van hethoren van klager geen aantekening is gemaakt. Het vorenstaande maakt dat het niet reageren van de directeur op het verzoek van klager om een gesprek bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijkmoet worden aangemerkt. De uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd en het beklag zal in zoverre alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie is van oordeel dat klager voldoende genoegdoening krijgtbij de gegrondverklaring van zijn klacht en acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot onderdeel b gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Zij bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor het overige.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. J.L. Brand en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 13 juli 2005.
secretaris voorzitter