Nummer R-20/7632/GV
Betreft [klager]
Datum 27 oktober 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 20 juli 2020 klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.
Klagers raadsman, mr. R. van ‘t Land, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager verzoekt om strafonderbreking voor de duur van drie maanden, in verband met zijn bestaande en verslechterende medische situatie. Hij heeft een hoog cholesterolgehalte, een pathologische vergrote lymfeklier, waarvoor hij in afwachting is van aanvullend onderzoek, en hij is gediagnosticeerd met chronisch hartfalen. Gedurende zijn detentieperiode is zijn medische situatie verslechterd en zijn er klachten bijgekomen. Klager maakt zich veel zorgen vanwege de onbestemdheid van zijn medische klachten, terwijl de artsen deze zorg op dit moment niet, althans onvoldoende, kunnen wegnemen. Vanuit detentie is het moeilijk om afspraken in te plannen en vervolgbehandelingen en -onderzoeken te ondergaan. Het feit dat klager is gedetineerd en de medische dienst in de inrichting als schakel moet fungeren met de artsen in het ziekenhuis, levert een gevaar op voor zijn gezondheid, omdat in voorkomende gevallen niet tijdig en adequaat kan worden gehandeld.
Klager kan zich niet verenigen met de conclusie van de medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) dat de medische noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking ontbreekt. Klagers medische situatie is tot op heden onvoldoende onderzocht, zodat klager een second opinion wenst aan te vragen bij medisch-specialisten. Vanuit de medische dienst is hem verschillende keren te kennen gegeven dat het voortzetten van zijn detentie zijn gezondheid niet dient. In de inrichting kan hem niet de volledige zorg en aandacht worden geboden die hij buiten de inrichting wel kan krijgen. De tenuitvoerlegging van zijn vrijheidsstraf dient daarom te worden onderbroken.
Standpunt van verweerder
Op 10 april 2020 en 8 juli 2020 heeft de medisch adviseur van de afdeling IMA geconcludeerd dat het verlenen van strafonderbreking op medische gronden niet is geïndiceerd. Deze adviezen zijn bij de afwijzing van klagers verzoek om strafonderbreking van doorslaggevende betekenis geweest. Het staat klager overigens vrij om bij een arts op eigen kosten een second opinion aan te vragen.
Uitgebrachte adviezen
De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, vanwege het advies van de medisch adviseur.
Blijkens het advies van 10 april 2020 van de medisch adviseur van de afdeling IMA is het verlenen van strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd. Klager is bekend met hartproblematiek en is onlangs bij een specialist en cardioloog geweest, naar aanleiding waarvan zijn medicatie is gewijzigd. De benodigde zorg kan vanuit de inrichting worden geleverd. Indien hierin verandering optreedt, zal de inrichtingsarts hiervan melding doen.
Blijkens het advies van 8 juli 2020 van de medisch adviseur is het verlenen van strafonderbreking op medische gronden evenmin geïndiceerd, omdat de benodigde zorg vanuit de inrichting kan worden geregeld. Klager is bij de cardioloog onder controle, in verband met een hartaandoening waarvan thans niet langer sprake lijkt te zijn. Daarnaast is aanvullend onderzoek gedaan naar een vergrote lymfeklier. Uit dit onderzoek blijkt dat geen sprake is van een kwaadaardigheid. De internist adviseert evenwel om dit door middel van aanvullende onderzoeken te monitoren. De daarvoor benodigde afspraken staan reeds bij de polikliniek gepland.
De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit in orde bevonden.
3. De beoordeling
Klager is in Spanje veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren en zeven maanden, met aftrek, wegens – zakelijk weergegeven – het voorhanden hebben van drugs. De einddatum van klagers detentie is bepaald op 25 juli 2022.
Op grond van artikel 37 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan strafonderbreking worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan de voortzetting van detentie in de weg staan.
Klager verzoekt om strafonderbreking voor de duur van drie maanden, in verband met zijn bestaande en verslechterende medische situatie.
In het kader van klagers verzoek is de medisch adviseur van de afdeling IMA, vanwege tussentijdse veranderingen in klagers medische situatie, tot tweemaal toe gevraagd advies uit te brengen. In beide adviezen is geconcludeerd dat het verlenen van strafonderbreking op medische gronden niet is geïndiceerd, omdat de benodigde zorg vanuit de inrichting kan worden geleverd. In het meest recente advies van 8 juli 2020 geeft de medisch adviseur te kennen dat klager, in verband met zijn hartproblematiek en een vergrote lymfeklier, onder controle staat van artsen en specialisten. Deze bezoeken kunnen vanuit de inrichting plaatsvinden.
Hoewel klagers zorgen over zijn gezondheid begrijpelijk zijn, blijkt uit het voorgaande dat zijn lichamelijke problematiek niet aan de voortzetting van detentie in de weg staat. Naar het oordeel van de beroepscommissie kon verweerder, aan de hand van de adviezen van de medisch adviseur, in redelijkheid concluderen dat de noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking ontbreekt.
De bestreden beslissing kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 27 oktober 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
secretaris voorzitter