Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0399/JB, 6 juni 2005, beroep
Uitspraakdatum:06-06-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 05/399/JB

Betreft: [klager] datum: 6 juni 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.Klaassen, namens

[...], geboren op [1986], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 21 februari 2005 van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 april 2005, gehouden in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Engh te Den Dolder (hierna Den Engh) zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. drs. A.M. Slootweg, en[...], orthopedagoog bij Den Engh.

De selectiefunctionaris heeft schriftelijk laten weten geen gebruik te maken van de gelegenheid ter zitting te worden gehoord en heeft nader schriftelijk gereageerd op het beroep.

Klager en de raadsvrouw hebben aangegeven geen bezwaar te maken tegen de omstandigheid dat prof. dr. R.A.R. Bullens, bestuurslid van de Stichting Fora te Amsterdam, welke stichting eerder omtrent klager een multidisciplinairerapportage heeft uitgebracht die bij de stukken is gevoegd, deel uitmaakt van de beroepscommissie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de behandelinrichting Rentray te Lelystad afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 19 december 2001 gedetineerd. Bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 23 juli 2002 is aan klager de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (p.i.j.-maatregel) opgelegd. Detenuitvoerlegging van deze maatregel is aangevangen op 7 augustus 2002. De maatregel is met ingang van 7 augustus 2004 verlengd tot 7 februari 2006.

Klager verblijft in de behandelinrichting Den Engh te Den Dolder.

Op 2 juli 2004 heeft klager verzocht te worden overgeplaatst naar de behandelinrichting Rentray te Lelystad.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep tegen de afwijzing van zijn verzoek door de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager wil nog steeds naar de Rentray. Hij kan niet aangegeven op welke afdeling hij daar geplaatst wil worden. Hij prefereert plaatsing op een arbeidstoeleidende afdeling. Voorheen was klager in Den Engh op SGS-18, een verkeerdegroep namelijk een zedengroep, geplaatst en nu op SGS-24. Er is vrijwel geen verandering. Hij heeft nog steeds niets op zijn kamer afgezien van een paar rekenboeken. De groep moet eerst laten zien dat ze hun best doen. Volgensklager heeft de groep dat al laten zien. De groep heeft nog steeds geen klok. Bij de overplaatsing naar de SGS-24 had klager het gevoel dat hij weer vanaf begin af aan begon. Klager kan de lessen wel volgen en leert soms wel eenswat zoals rekenen en netjes spreken. Het verblijf in de groep is moeilijk. Hij kan niet goed met de leiding opschieten. Je moet heel veel zoals ’s ochtends vroeg al sporten. In een andere inrichting heb je meer tijd voor jezelf. InDen Engh moet je altijd iets doen met de groep en, als iemand anders wat doet, krijg je toch straf. Bij strafoplegging zit je op een lege kamer te denken. Als reactie word je meestal naar je kamer gestuurd. Je hebt geen tijd om dejongen, die wat doet, aan te spreken. Klager heeft geen zin meer in een verblijf in Den Engh. Hij heeft het twee jaar lang geprobeerd. Hij denkt dat hij in een andere inrichting beter zijn best zal doen. Den Engh had onder meertijdens de verlengingszitting van de p.i.j.-maatregel tegen klager gezegd dat hij naar de Rentray zou worden overgeplaatst en op de wachtlijst zou worden geplaatst. Sinds de zomer van 2004 ging hij er vanuit dat hij overgeplaatstzou worden naar de Rentray. Vier maanden later is echter door Den Engh advies uitgebracht om hem intern over te plaatsen naar een andere groep en hij is in oktober 2004 daarnaar toe overgeplaatst. De koers was ineens 180° anders. Op20 december 2004 heeft klager vernomen dat hij niet overgeplaatst zou worden naar de Rentray. Klager heeft weinig zelfvertrouwen, is gesloten en gevoelig en heeft toch al het idee dat hij geen invloed kan uitoefenen op zijnomgeving. Het is voor hem erg schadelijk dat de overplaatsing niet door is gegaan. Het vertrouwensbeginsel is geschonden. Hij stelt zich momenteel positief op in Den Engh, maar de vraag is hoe hij zich op gaat stellen als deoverplaatsing niet gerealiseerd wordt. Volgens Den Engh zou overplaatsing voor onrust zorgen, maar het zal hem juist veel meer rust geven als hij in het door hem gewenste traject wordt geplaatst. Het motiveringsbeginsel isgeschonden, nu de selectiefunctionaris zich beperkt heeft tot het door Den Engh uitgebrachte advies. De selectiefunctionaris is niet op verweer van de raadsman ingegaan. Voor wat betreft het door de selectiefunctionaris aangevoerdewachtlijstargument ligt dat risico bij de overheid. Verzocht wordt om klager met voorrang te plaatsen, nu hij al zo lang het vooruitzicht heeft gehad dat hij in de Rentray zou worden geplaatst. Zijn moeder heeft hem gezegd dat hijin de Rentray zou worden geplaatst. Over interne overplaatsing naar een andere groep is hem niets gezegd.

[...] heeft ter zitting medegedeeld dat zij na klagers interne overplaatsing naar de SGS-24 niet meer zijn directe orthotherapeut is. In de nieuwe groep zijn de kansen dat het traject aanslaat en dat klager een ontwikkeling kanmaken groter. In de vorige zedengroep bevond klager zich in een negatieve spiraal. Klager en zijn moeder toonden ook weerstand. Dit had er ook mee te maken dat de zedenzaak, waarvoor klager veroordeeld is, heropend zou worden, omdathet slachtoffer haar aangifte zou hebben ingetrokken. Door Den Engh is op de zitting ter verlenging van de p.i.j.-maatregel in juni 2004 gesteld dat er geen bezwaar was tegen overplaatsing naar een andere inrichting. In juni 2004werd er weinig perspectief voor klager gezien in Den Engh. Er is niet actief gezocht door Den Engh naar een behandelplek in de Rentray. Daarna ontstond de mogelijkheid van plaatsing in een nieuwe groep in Den Engh, de SGS-24, eenalgemene groep. Het is niet bekend hoe dit aan klager is uitgelegd. Aangenomen wordt dat dit met hem is besproken. In ieder geval is er contact met zijn moeder geweest. In de nieuwe groep verblijven jongens, die klager positiefkunnen beïnvloeden. Hij vertoont minder weerstand, past zich in het algemeen aan en is opgewekter. Positief is ook dat hij interesse begint te tonen in een opleiding. In het huidige traject wordt ongeveer driekwart jaar na aanvangvan de behandeling gestart met een ROC-opleiding, waarop groepsstages volgen en dit wordt uitgebreid naar individuele stages bij een bedrijf. Het is mogelijk om een lasopleiding te volgen. Er wordt niet gedacht aan Ossendrecht.Klager volgt nu voorbereidend onderwijs. Niet ingezien wordt wat de Rentray meer zou kunnen bieden of dat de behandeling daar beter zou aansluiten. Overplaatsing zou een ontsnapping kunnen betekenen aan een behandeling, waar je geenzin in hebt. Belangrijk is dat er duidelijkheid voor klager komt. Het is voorstelbaar dat gesteld wordt dat klagers vertrouwen is geschonden. Drs. Bisschop heeft meerder keren met klagers moeder gesproken, maar weet niet of een enander met klager is besproken. Als dat niet het geval is, is dat geen goede zaak.

De selectiefunctionaris heeft de beslissing tot afwijzing van het verzoek als volgt
schriftelijk toegelicht.
Naar aanleiding van klagers verzoek van 2 juli 2004 tot overplaatsing naar de Rentray is Den Engh gevraagd om advies uit te brengen. Dit advies is pas op 21 december 2004 ontvangen. Eerder op 26 augustus 2004 was informatie uit DenEngh ontvangen, waaruit niet duidelijk werd of de inrichting inhoudelijke bezwaren had tegen overplaatsing. Uit de informatie van 21 december 2004 bleek dat Den Engh inmiddels een nieuwe start met klager had gemaakt en dat hij nogruimschoots van het aangeboden traject kan profiteren. Een overplaatsing wordt niet wenselijk en nadelig voor klagers ontwikkeling geacht. Op grond van deze gegevens is het verzoek tot overplaatsing afgewezen. Op 20 juli 2004 is dep.i.j.-maatregel voor de duur van anderhalf jaar verlengd. Den Engh heeft aangegeven nog minstens anderhalf jaar nodig te hebben voor een opleidingstraject en nazorg, mits er bij klager motivatie aanwezig is. Overigens is eenoverplaatsing naar de Rentray niet opportuun, aangezien er voor deze inrichting een wachtlijst van minstens een jaar bestaat. Het plaatsen buiten de wachtlijst om is ook niet aan de orde, omdat er geen reden is om klager voor telaten gaan op anderen, die ook op de wachtlijst staan en ook behandeling nodig hebben. Daarbij komt dat klager reeds een behandelplaats heeft, waar hij voldoende profijt van kan trekken.

4. De beoordeling
Klager ondergaat de p.i.j.-maatregel. Hiervoor zijn de behandelinrichtingen bestemd.
Den Engh is aangewezen als een normaal beveiligde behandelinrichting.

De beroepscommissie neemt verder het volgende in aanmerking.
Klager is aanvankelijk in Den Engh in een groep geplaatst voor jongens, die een bijzondere behandeling behoeven voor wat betreft zedenproblematiek. Deze groep was, gelet op de aard van de door klager gepleegde delicten, mindergeschikt voor hem. Klager heeft verzocht om overplaatsing naar de Rentray en in een schrijven van 27 juli 2004 heeft Den Engh aangegeven geen bezwaar te hebben tegen overplaatsing naar een andere inrichting. Ook tijdens de zittingvan de arrondissementsrechtbank Utrecht, waar de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de aan klager opgelegde p.i.j.-maatregel is behandeld, is door Den Engh verklaard dat er geen bezwaar was tegen klagersoverplaatsing naar een andere inrichting. Naar het oordeel van de beroepscommissie mocht klager er gevoeglijk op vertrouwen dat Den Engh zich niet verzette tegen zijn overplaatsing naar een andere inrichting. Vervolgens is klagerplotseling intern overgeplaatst naar een andere groep zonder dat dit tevoren voldoende met hem doorgesproken is. Pas na vijf maanden na het indienen van het verzoek tot overplaatsing heeft klager antwoord ontvangen op zijn verzoeken is het verzoek afgewezen op grond van het, in tegenstelling tot het voorgaande advies, ineens afwijzende advies van Den Engh. Den Engh neemt plots het standpunt in, zonder dit nader inhoudelijk te onderbouwen, dat overplaatsingvan klager naar een andere inrichting nadelig zou zijn voor zijn ontwikkeling. De beroepscommissie acht het van belang dat onderzoek wordt ingesteld naar de mogelijkheid van plaatsing van klager in de Rentray te Rekken, waarbij inaanmerking dient te worden genomen dat er reden is om klager met voorrang te plaatsen, nu hij al gedurende een periode van negen maanden wacht op overplaatsing. In afwachting van zijn overplaatsing is het wenselijk om klager telaten verblijven in zijn huidige groep in Den Engh. Indien overplaatsing naar de Rentray niet gerealiseerd zou kunnen worden, spreekt de beroepscommissie de voorkeur uit om klagers huidige plaatsing te continueren.
Gelet op het voorgaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk moet worden genoemd. Derhalve zal deberoepscommissie de beslissing vernietigen en de selectiefunctionaris opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen twee weken na ontvangst van de onderhavige uitspraak.
Nu de rechtsgevolgen van de beslissing ongedaan zijn te maken, zal de beroepscommissie geen tegemoetkoming vaststellen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de beslissing van de selectiefunctionaris.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen twee weken (na ontvangst).
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, prof. dr. R.A.R. Bullens en mr. A.P. van der Linden, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 6 juni 2005

secretaris voorzitter

Naar boven