Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0250/GA, 6 juni 2005, beroep
Uitspraakdatum:06-06-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/250/GA

betreft: [klager] datum: 6 juni 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Tilburg,

gericht tegen een uitspraak d.d. 31 januari 2005 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 februari 2005, gehouden in de p.i. Vught, is A.L.C. Witlox, unit-directeur bij de p.i. Tilburg, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij schriftelijk aangegeven daarvan geen gebruik te maken.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat sinds de invoering van het nieuwe dagprogramma er geen activiteit onderwijs meer is.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de Nota van toelichting op het besluit van 28 augustus 2003 houdende wijziging van artikel 3 van de Penitentiaire maatregel in verband met het aantal uren dagprogramma en activiteiten in p.i.’s, Staatsblad 2003, 349 (hierna:besluit), wordt helder weergegeven dat de detentie een wijziging behoeft in de regimesopbouw. Er moet worden toegewerkt naar een zogenaamd progressieve regimesopbouw waarbij de detentie in principe aanvangt in een eenvoudigevoorziening met een zeer beperkt basisregime. De maatregel vloeit voort uit de brief Modernisering sanctietoepassing. De duur van het dagprogramma in het regime van beperkte gemeenschap is minimaal 18 uur. Binnen dit aantal urenkunnen in ieder geval de activiteiten en het bezoek plaatsvinden zoals die in de Pbw worden aangegeven. Daarbuiten kan sprake zijn van activiteiten in collectief verband. In dit kader heeft de wijziging naar een zogenaamdprogressieve regimesopbouw met een aanpassing van het dagprogramma dan ook plaatsgevonden.
Niet gebleken is dat het de bedoeling van de (centrale) wet- en regelgever is geweest het onderwijs te schrappen uit het activiteitenprogramma. In eerste instantie is (computer-) onderwijs niet in het huidige dagprogramma opgenomen.De duur van de detentie is van belang, de tijd laat geen intensieve en dure programma’s toe voor de doelgroep waartoe klager behoort. Dat is pas in een later stadium voor degenen die langer gedetineerd worden; zij schuiven door naareen regime met meer voorzieningen waaronder onderwijs en detentietrajecten.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht. In de p.i. Tilburg wordt ten onrechte geen onderwijs (meer) aangeboden. De inrichting stelt zich op alsof er bij hethuis van bewaring sprake zou zijn van een “basisvoorziening voor starters”. Daarbij wordt voorbij gegaan aan het feit dat er in de inrichting ook intern verschuivingen in het regime zijn toegestaan.
In de Nota van Toelichting op voornoemd besluit wordt onder punt 4 gesteld dat de ministeriële regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden zal worden aangepast. Deze aanpassing heeft niet plaatsgevonden.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 48, eerste lid, Pbw, heeft een gedetineerde recht op het volgen van onderwijs en het deelnemen aan andere educatieve activiteiten, voorzover deze zich verdragen met de aard en de duur van de detentie en de persoonvan de gedetineerde.
In de Memorie van Toelichting op voormeld artikel is nader toegelicht dat op welke wijze en met welke frequentie aan gedetineerden een aanbod van onderwijs moet worden gedaan, sterk bepaald wordt door de aard van de inrichting ofafdeling en hun populatie. Naarmate de inrichting geslotener is en de gedetineerden aldaar langer verblijven zal het aanbod groter moeten zijn. Voorts is van belang het aanvangsniveau van de gedetineerden. Met het oog hierop is hetrecht van de gedetineerden in het eerste lid geclausuleerd.
De volgens de directeur op het meergenoemde besluit van 28 augustus 2003 in samenhang met de genoemde nota modernisering gebaseerde beslissing geen onderwijs meer aan te bieden verdraagt zich naar het oordeel van de beroepscommissieniet met het daaromtrent bepaalde in de Pbw. Dit in de wet geformuleerde recht op onderwijs voor gedetineerden kan niet door een wijziging in het dagprogramma terzijde geschoven worden.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en drs. M.S.H. Ridder-Padt, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 6 juni 2005

secretaris voorzitter

Naar boven