nummer: 05/146/GA
betreft: [klager] datum: 6 juni 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie De Berg te Arnhem,
gericht tegen een uitspraak van 7 januari 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 18 maart 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Veenhuizen, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.C. Vingerling en [...], unit-directeur bij de locatie De Berg.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen wegens sterke aanwijzingen dat klager reeds geruime tijd probeerde om in het bezit te komen van een ijzerzaag,welke ordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd in de locatie Arnhem-Zuid.
De beklagrechter heeft het beklag (formeel) gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In artikel 63, tweede lid, Pbw is bepaald dat de directeur zo spoedig mogelijk schriftelijke inlichtingen aan de beklagrechter verstrekt, tenzij hij van oordeel is dat het klaagschrift kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijkongegrond is. Omdat de directeur van mening was dat het beklag kennelijk ongegrond was, is niet nader gereageerd op het verzoek om nadere inlichtingen te verstrekken.
De orde en de veiligheid in de inrichting waren in het geding en de directeur had het recht om aldus te handelen. Er waren signalen via een medewerker binnengekomen dat klager erbij betrokken was. In een dergelijke situatie wordtstandaard eerst onderzoek gedaan. Een andere gedetineerde, die hierbij betrokken was, is overgeplaatst.
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager zat inderdaad op cel 328, maar was onschuldig. Hij wist niets van een ijzerzaag. Eerst was er sprake van een anoniemegetuige en nu geeft de directeur aan dat de signalen afkomstig waren van een medewerker. Hij heeft gevraagd wat er aan de hand was en toen is hem gezegd dat er een anonieme tip was dat hij een ijzerzaag wilde kopen of verkopen. Erwas sprake van een enorm machtsvertoon. De directeur heeft drie maanden lang niet gereageerd op het verzoek van de beklagcommissie om nadere inlichtingen te verstrekken en heeft ook niet gereageerd op de faxen van klagers raadsman.Klager weet niet wie de tip heeft gegeven. Hij had een heel goede relatie met het personeel. In zijn cel zat een gat als gevolg van een verbouwing. Klager vraagt zich af waarom hij een zaag nodig zou hebben. Klager is tevoren nietgehoord. Hem is enkel gezegd dat hij geprobeerd zou hebben om een zaag te kopen. Klager heeft zijn verhaal niet kunnen vertellen. Hij was niet bekend met de aard van de beschuldigingen. Er was slechts één tipgever. Aanwijzingendienen wel enigszins concreet te zijn.
Voorts is de vraag of de directeur het beroep tijdig heeft ingediend. Het beroepschrift is ook niet met redenen omkleed.
3. De beoordeling
De directeur heeft verklaard dat hij niet heeft gereageerd op het verzoek van de beklagcommissie om haar schriftelijk de nodige inlichtingen te verstrekken, omdat hij van mening was dat sprake was van een situatie als vermeld inartikel 63, tweede lid, Pbw, waarin bij (onder meer) een kennelijk ongegrond beklag de directeur geen schriftelijke inlichtingen behoeft te verstrekken. Uit de Memorie van toelichting bij dit artikel volgt echter dat, indien debeklagcommissie nadrukkelijk om inlichtingen vraagt, de directeur alsnog inlichtingen dient te geven (Kamerstukken II 1994-1995 24260, nr. 3, blz. 78).
Nu de directeur heeft nagelaten alsnog inlichtingen te verschaffen, mocht de beklagrechter ervan uitgaan dat de directeur zich tegen het beklag niet wenste te verweren en stond het de beklagrechter vrij op het beklag te beslissenzoals hij heeft gedaan.
De directeur heeft in beroep onvoldoende inhoudelijk op de klacht gereageerd. Nu de klacht de beroepscommissie niet ongegrond is voorgekomen, zal zij de beslissing van de beklagrechter bevestigen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt de beslissing van de beklagrechter.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 6 juni 2005
secretaris voorzitter