Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0528/JA, 6 juni 2005, beroep
Uitspraakdatum:06-06-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Telefoon  v

Uitspraak

nummer: 05/528/JA

betreft: [klager] datum: 6 juni 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1986], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 1 maart 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Hartelborgt te Spijkenisse,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 april 2005, gehouden in de j.j.i. Den Engh te Den Dolder, is gehoord klager.

De directeur van de j.j.i. De Hartelborgt heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet toestaan aan klager om te telefoneren met zijn advocaat op 6 december 2004.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager moest die dag met zijn advocaat telefoneren in verband met zijn strafzaak, die de volgende dag behandeld zou worden. Rond 12.30uur heeft klagers advocaat naar de inrichting gebeld met het verzoek om aan klager door te geven dat klager hem terug moest bellen. Klager heeft die boodschap niet gekregen en mocht ook niet bellen. Klager moest in verband met dehem opgelegde disciplinaire straf de hele dag op zijn kamer zitten. Door de directeur is gesteld dat klager eerder had kunnen bellen. Klager wist echter niet van te voren dat hem een disciplinaire straf zou worden opgelegd.

Namens de directeur is schriftelijk verklaard dat gepersisteerd wordt bij het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
Uit artikel 44, vierde lid, Bjj volgt dat de jeugdige in staat wordt gesteld om contact te hebben met de in artikel 42, eerste lid, Bjj genoemde personen, waaronder een rechtsbijstandverlener, indien hiervoor de noodzaak en degelegenheid bestaat.
In de huisregels van De Hartelborgt is in punt 7.4. bepaald dat het aan de jeugdige is om aannemelijk te maken dat het noodzakelijk is dat een telefoongesprek met de betreffende geprivilegieerde persoon noodzakelijk is.

Klager heeft aangevoerd dat het voor hem noodzakelijk was om op 6 december 2004 telefonisch contact met zijn advocaat op te nemen in verband met de voorbereiding van de behandeling van zijn strafzaak, die de volgende dag plaats zouvinden. Gelet op het hiervoor vermelde als bepaald in artikel 44, vierde lid Bjj en in punt 7.4. van de huisregels van de Hartelborgt dient het voeren van een dergelijk telefoongesprek te worden toegestaan, indien hiervoor denoodzaak en de gelegenheid bestaat. Door de inrichting is niet aangegeven dat die gelegenheid er niet zou zijn en gesteld dat klager eerder had kunnen bellen met zijn advocaat, omdat hij al vóór het weekend wist dat hij op 7december 2004 ter terechtzitting moest verschijnen. De beroepscommissie is van oordeel dat, nu klager niet kon weten dat hem de dag voor de behandeling van de strafzaak een disciplinaire straf zou worden opgelegd, dit argument vande directeur niet opgaat. Ook gedurende de tenuitvoerlegging van een disciplinaire straf dient, indien telefonisch contact met de raadsman noodzakelijk is, de gelegenheid daartoe te worden geboden. Dit maakt dat de beslissing om aanklager het voeren van een dergelijk telefoongesprek niet toe te staan in strijd is met de wet. De uitspraak van de beklagrechter kan derhalve niet in stand blijven en het beklag moet alsnog gegrond worden verklaard. Nu derechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 5,=

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager ten laste van de directeur een tegemoetkoming toekomt van
€ 5,=.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, prof. dr. R.A.R. Bullens en mr. A.P. van der Linden, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 6 juni 2005

secretaris voorzitter

Naar boven