nummer: 05/646/GA
betreft: [klager] datum: 1 juni 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 17 februari 2005 van de beklagcommissie bij de locatie Lelystad,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 9 mei 2005, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, is klager gehoord. De directeur van de locatie Lelystad is, hoewel op behoorlijke wijze opgeroepen, zonder bericht van verhinderingniet verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de omstandigheid dat klager in totaal € 50,= aan kosten heeft moeten maken, terwijl de met die kosten samenhangende overboeking van een bedrag van € 500,= naar zijn ex-vrouw in Duitsland door onbekendeomstandigheden niet is gerealiseerd.
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik zou eigenlijk niet weten wat ik nog moet toevoegen aan hetgeen ik al heb gezegd. Ik heb het verzoek om € 500,= aan mijn in Duitsland woonachtige ex-vrouw over te maken gedaan door middel van een verzoekbriefje, gericht aan definanciële administratie. Ik wist dat ik voor die overboeking € 25,= moest betalen, wat op zich een belachelijk hoog bedrag is, maar dat accepteerde ik. Er werd in totaal dus € 525,= van mijn rekening afgeschreven. Een paar maandenlater sprak ik mijn ex-vrouw en toevallig kwam het gesprek op het door mij overgemaakte geld. Toen bleek dat zij dat geld helemaal niet had ontvangen. Ik kaartte dit binnen de inrichting aan en – hoe toevallig – een week later werder € 475,= op mijn rekening-courant teruggestort. Mijn ex-vrouw had dus geen geld ontvangen, maar ik had ondertussen wel twee keer € 25,= voor de overboekingen betaald.
Ik liet het hier niet bij zitten en wilde weten hoe één en ander was gelopen. Op zich moet dit vrij eenvoudig zijn na te gaan. Een bank in Duitsland heeft een soort code bestaande uit drie letters en daarna een nummer. De bank inDuitsland van mijn ex-vrouw heeft als drieletterige combinatie de letters BLZ en het nummer is 70010080. Ik heb gevraagd of de inrichting wilde controleren of het bedrag inderdaad op de juiste manier is overgemaakt. Ook heb ik omeen kopie van de overboeking gevraagd. Ik kreeg vervolgens steeds te horen wie er allemaal niets aan kon doen, maar nooit wie er nu wel iets aan kon doen. De inrichting heeft mij ook voorgehouden dat ik zelf maar navraag bij de bankin Lelystad moest doen. Dat heb ik gedaan, maar ik kreeg geen antwoord, omdat ik geen klant van de bank ben. De inrichting is dat wel, maar die heeft één en ander niet willen natrekken.
Ik had niet eerder geld vanuit Nederland naar Duitsland overgemaakt en heb dat daarna uiteraard ook niet meer gedaan. Toen ik nog in Duitsland gedetineerd was, maakte ik met enige regelmaat geld over naar mijn ex-vrouw en datleverde nooit problemen op.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat het enkele feit dat kosten zijn verbonden aan een overboeking van de ene bank naar een andere bank op zich geen beklagwaardige beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, Pbw oplevert. Zijtekent hierbij evenwel het volgende
aan.
In het onderhavige geval is op verzoek van klager € 500,= naar zijn ex-vrouw in Duitsland overgeboekt. Hiervoor heeft klager € 25,= betaald. Op 27 mei 2004 zijn beide bedragen van klagers rekening-courant afgeboekt. Op 3 augustus2004, derhalve ruim twee maanden later, wordt er € 475,= op klagers rekening-courant bijgeboekt. Deze bijboeking houdt verband met de eerdere (poging tot) overboeking van € 500,= naar zijn ex-vrouw. Kortom: klagers ex-vrouw heeftgeen geld ontvangen en klager heeft voor zijn poging geld over te laten boeken in totaal € 50,= aan kosten gemaakt. Mocht het nu zo zijn dat de mislukte overboeking het gevolg is van een fout van het inrichtingspersoneel,bijvoorbeeld doordat het inrichtingspersoneel het juist opgegeven banknummer foutief in de betalingsopdracht heeft verwerkt, dan is de beroepscommissie van oordeel dat sprake is van handelen in het kader van de uitoefening van dedienst, welk handelen, volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie, een beklagwaardige beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, Pbw oplevert.
Noch in de schriftelijke reactie op het klaagschrift, noch tijdens het verweer voor de beklagcommissie heeft de directeur zelfs maar een begin van een verweer gevoerd waaruit zou moeten volgen dat de inrichting geen blaam treft. Bijde behandeling van klagers beroepschrift ter zitting van de beroepscommissie is de directeur niet verschenen. Klager heeft daarentegen al het mogelijke gedaan wat in redelijkheid van hem kon worden verlangd.
Tegen de achtergrond van het vorenstaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat klagers beroep – en daarmee zijn onderliggende beklag – gegrond moet worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van €50,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, A.J. Dost en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 1 juni 2005
secretaris voorzitter