Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0527/GA, 1 juni 2005, beroep
Uitspraakdatum:01-06-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/527/GA

betreft: [klager] datum: 1 juni 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 maart 2005 van de beklagcommissie bij de gevangenis Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde gevangenis in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. De directeur heeft desgevraagd nadere informatieaan de beroepscommissie verstrekt. Deze is ook naar klager gestuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van het verzoek tot algemeen verlof op 11 november 2004 wegens de positieve uitslag van een urinecontrole op soft- en harddruggebruik en het niet beschikken over de Nederlandse nationaliteit.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager is het oneens met de mondelinge uitspraak van de beklagcommissie, aangezien de gronden van de verlofweigering niet alle juist zijn en hij niet wil dat deze uitspraak zo in zijn dossier wordt opgenomen.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Zowel in beklag als in beroep heeft klager één van de gronden voor de bestreden beslissing - het gebruik van harddrugs - betwist. Uit een bericht van deinrichting van herkomst is geconcludeerd dat uit de urinecontrole van 3 augustus 2004 aldaar blijkt dat klager soft- en harddrugs heeft gebruikt, op grond waarvan klagers verlof tot 2 februari 2005 'in de wachtstand is gezet'. Uitde in het kader van het beroep gedane navraag bij het laboratorium dat destijds klagers urine heeft onderzocht, blijkt dat geen sprake is geweest van gebruik van harddrugs door klager. De directeur heeft klager bij brief van 19april 2005 medegedeeld dat het schrijven betreffende harddruggebruik uit zijn dossier wordt verwijderd. Desalniettemin is, gelet op artikel 4, onder j en artikel 5 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, de bestredenbeslissing op juiste gronden genomen. Klager heeft de Duitse nationaliteit en is niet woonachtig in Nederland. Hierdoor heeft hij geen aanvaardbaar verlofadres, waarover de Nederlandse politie een gedegen advies kan geven. Tevenszou in het geval van klager sprake zijn van het verlaten van Nederland zonder dat bijzondere omstandigheden maken dat daarvoor toestemming zou moeten worden verleend.

3. De beoordeling
De directeur heeft bij brief van 11 november 2004 klagers verzoek van 10 november 2004 tot algemeen verlof om de Kerst door te brengen met zijn moeder en zijn kinderen afgewezen op de onder 1. genoemde gronden.
De inrichting van herkomst heeft op 5 augustus 2004 per fax de inrichting de uitslag van de urinecontrole van 28 juli 2004 en de uitslag van het herhalingsonderzoek van 3 augustus 2004 gestuurd. Beide uitslagen geven aan dat klagercannabis heeft gebruikt, alsmede dat er geen aantoonbare sporen van cocaïne en opiaten zijn aangetroffen. Harddruggebruik had dan ook niet als één van de grondslagen mogen dienen voor de afwijzing van klagers verzoek. Dit zal echterniet tot gegrondverklaring van het beroep leiden.
Uit nadere informatie van 4 mei 2005 blijkt dat klager bij gelegenheid van zijn verlofaanvraag tegenover de BSD-medewerker heeft verklaard het verlof bij zijn moeder in Duitsland te willen doorbrengen. Dit is in strijd met het inartikel 5 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting bepaalde, dat, voorzover in beroep van belang, inhoudt, dat het de gedetineerde niet is toegestaan tijdens het algemeen verlof Nederland te verlaten. De bestredenbeslissing is dan ook niet in strijd met de wettelijke regeling. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 1 juni 2005

secretaris voorzitter

Naar boven