Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0574/GM, 2 juni 2005, beroep
Uitspraakdatum:02-06-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/574/GM

betreft: [klager] datum: 2 juni 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden het huis van bewaring (h.v.b.) Zeist,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 21 februari 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

De beroepscommissie heeft de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op het beroepschrift te reageren en klager om het beroepschrift nader toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 6 september 2004, betreft het niet verstrekken van methadon op 6 september 2004.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
In het h.v.b. Zeist wordt methadon verstrekt. De betreffende gedetineerden moeten hun medicatie ’s-morgens tussen 08.10 uur en 08.20 uur ophalen bij een medewerker van de medische dienst, die dan op de afdeling aanwezig is. Komt degedetineerde niet voor 08.20 uur zijn methadon ophalen, wordt hem die onthouden. Op 6 september 2004 was klager om 08.15 uur aanwezig om zijn methadon op te halen. De medewerker van de medische dienst was echter al vertrokken.Klager heeft aan het afdelingspersoneel verzocht om alsnog zijn medicatie verstrekt te mogen krijgen. Daar werd door het afdelingshoofd niet op ingegaan,

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Gedetineerden hebben dagelijks 20 minuten tijd om hun methadon op te halen. Op klagers afdeling was dat mogelijk tot 08.20 uur. Indien de medewerker van de medische dienst op 6 september 2004 inderdaad al om 08.15 uur van deafdeling was vertrokken, had de methadon alsnog aan klager verstrekt moeten worden. Voor de eventuele nalatigheid worden door de arts namens de medische dienst excuses aangeboden.

3. De beoordeling
Vast staat dat aan klager op 6 september 2005 geen methadon is verstrekt. Voorts is niet weersproken dat op die datum de medewerker van de medische dienst niet gedurende de hele daarvoor bestemde tijd aanwezig is gebleven op deafdeling van klager en dat klager binnen de daarvoor gestelde tijd zijn methadon wilde komen ophalen. Gelet daarop kan niet aan klager worden verweten dat hem die methadon niet is kunnen worden uitgereikt. Hoewel voor dat nietverstrekken van de methadon door de inrichtingsarts excuus is aangeboden aan klager, laat dit onverlet dat in dit geval moet worden gezegd dat het handelen van de medische dienst, welk handelen voor rekening van de inrichtingsartskomt, in strijd is met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Dat maakt dat het beroep gegrond moet worden verklaard. Nu gesteld noch gebleken is van schadelijk gevolgen van dat (éénmalig) niet verstrekken van methadon aan klager,acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. S.H. Hartman-Faber en R. Vogelenzang, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 2 juni 2005

secretaris voorzitter

Naar boven