Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0525/GA, 1 juni 2005, beroep
Uitspraakdatum:01-06-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/525/GA

betreft: [klager] datum: 1 juni 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.E.M. Cantineau, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 maart 2005 van de beklagcommissie bij de gevangenis Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde gevangenis in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering klager te doen beschikken over een was- en droogcombinatie.

De beklagcommissie heeft het beklag niet-ontvankelijk verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
In casu betreft het niet een algemeen geldende regel, nu klager bij binnenkomst in de inrichting mondeling heeft gevraagd of hij, of zijn verblijfsafdeling, in aanmerking kwam voor een was- en droogcombinatie. Klager heeft er belangbij zelf zijn kleding te wassen. Hij is het oneens met de stelling van de directeur dat hij zijn kleding naar het bad kan brengen voor bewassing, waarvoor hij moet betalen, terwijl hij niet weet wat ermee gebeurt en vermissing ervanvoor zijn rekening komt. Klager is hygiënisch op zijn lichaam en kleding en wil niet dat zijn wasgoed bij andere kleding komt.
Gesteld kan worden dat bij inlevering van wasgoed bij het bad een overeenkomst tot stand komt tussen klager en het bad omtrent bewassing, waarbij klager de verantwoordelijkheid voor de kleding overdraagt aan het bad, zodat bijvermissing het bad kan worden toegerekend de overeenkomst niet te zijn nagekomen. Dit probleem is te voorkomen ingeval klager zelf zijn was kan doen. Bovendien dienen gedetineerden van verschillende afdelingen ten opzichte vanelkaar gelijk(waardig) te worden behandeld.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie.
Het beklag betreft de wijze van uitvoering van een alle gedetineerden geldende regeling waartegen in beginsel geen beklag mogelijk is. Slechts strijd met wet- en regelgeving maakt dit anders. Conform de Regeling model huisregelspenitentiaire inrichtingen is in de inrichtingsregels bepaald dat het wassen voor eigen risico en op kosten van de gedetineerde geschiedt indien dat via het bad geschiedt. Klager is vrij zijn was al of niet via het bad te laten doenen kan dan ook geen terugbetaling eisen van het geld voor bewassing. Hij kan met eigen middelen zijn was ook op zijn cel doen, dan wel zijn wasgoed doen uit- en invoeren. De bijzondere situatie van afdeling F/G - een bijzonderezorgafdeling - leidt tot de aanwezigheid van voorzieningen die op reguliere afdelingen ontbreken, waaronder een was- en droogcombinatie.

3. De beoordeling
Uit het klaagschrift blijkt dat klager de aanwezigheid van een was- en droogcombinatie op zijn verblijfsafdeling eist teneinde geen gebruik te hoeven maken van de wasmogelijkheden via het bad. Blijkens de toelichting op het beroepheeft klager bij binnenkomst gevraagd gebruik te kunnen maken van een was- en droogcombinatie, hetgeen de directeur in zijn reactie niet heeft weersproken. Het beklag wordt dan ook opgevat als geformuleerd onder 1, derhalve eenklager betreffende door of namens de directeur genomen beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, Pbw. Klager zal dan ook worden ontvangen in zijn beklag.
Aannemelijk geworden is dat binnen de inrichting terzake van de bewassing van eigen kleding een aantal mogelijkheden bestaat zoals het aanbieden aan het bad ter bewassing tegen betaling en voor eigen risico, het uit- en invoeren vande kleding ter bewassing en het op cel met eigen middelen wassen. Klager is niet verplicht tot gebruikmaking van de wasregeling via het bad. De stelling dat klager op zijn verblijfsafdeling op grond van het gelijkheidsbeginselevenals de gedetineerden op de bijzondere zorgafdeling dient te beschikken over een was- en droogcombinatie, treft bij gebreke van gelijke omstandigheden geen doel. De bestreden beslissing van of namens de directeur is niet instrijd met de wet en wordt bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet onredelijk of onbillijk geacht. Het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 1 juni 2005

secretaris voorzitter

Naar boven